Binnen het plangebied werd naar aanleiding van een omgevingsvergunning voor de bouw van appartementen en commerciële ruimtes een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.

Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw werd eerst een landschappelijk bodemonderzoek uitgevoerd. Het terrein werd onderzocht door middel van enkele landschappelijke boringen en een profielput. Op basis van de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek, bleek het noordelijk deel van het plangebied ingrijpend verstoord te zijn. In het zuidwestelijk deel van het onderzoeksgebied werd wel nog een onverstoorde moederbodem vastgesteld.

Vervolgens werd er overgegaan naar de uitvoering van een proefsleuvenonderzoek. Gezien de reeds aangetoonde verstoring in het noordelijk deel van het plangebied, werd deze zone met korte segmentsleuven onderzocht. In het zuidelijke deel van het terrein werden de sleuven volledig doorgetrokken. Het onderzoek leverde geen archeologische sporen noch vondsten op.

De vastgestelde verstoringen in het zuidelijk deel van het onderzoeksgebied zijn in verband te brengen met 19de en 20ste eeuwse bebouwing. De verstoringen in het zuidelijk deel kunnen dan weer in verband gebracht worden met het bouwrijp maken van het terrein medio 20ste eeuw.