Het proefputten- en proefsleuvenonderzoek wijst duidelijk op de aanwezigheid van een archeologische site met sporen te dateren vanaf de laatmiddeleeuwse periode.
De sporen komen voor op vier archeologische niveaus. Een eerste archeologisch niveau is op basis van een vondst industrieel witbakkend aardewerk ten vroegste in de tweede helft van de 18de eeuw te dateren. Het niveau bevatte constructieresten van een oudere kloostervleugel die afgebeeld wordt op de Ferrariskaart uit 1771-1778. Ten zuiden van de gebouwresten komen verspreid over het terrein kuilen voor waarvan verschillende erg puinrijk zijn. Dit puin is zeer waarschijnlijk afkomstig van de afbraak van de oude kloostervleugel. Laag S4 kan daarom gezien worden als aan een egalisatieniveau voor de bouw van het klooster.
Een tweede archeologisch niveau wordt als postmiddeleeuws gedateerd. Een derde archeologisch niveau bevindt in de top van laag S7 en is vermoedelijk laatmiddeleeuws. Deze laag werd enkel in een proefput aangesneden, en bevatte daar geen sporen. Het laatste archeologische niveau is de moederbodem met daarin de oudste sporen. Het betreffen kuilen waar de precieze functie niet van gekend is.