Uit het landschappelijk bodemonderzoek is gebleken dat de Bh en/of Bs horizonten in het centrale en zuidoostelijke deel van het projectgebied bewaard zijn gebleven. Hierdoor en gezien de topografische ligging is er in deze zone een kans op het aantreffen van steentijd artefactensites.
Tijdens het verkennend archeologisch booronderzoek werden evenwel geen steentijdartefacten aangetroffen.

Er werden tijdens het proefsleuvenonderzoek drie sporen aangetroffen, een greppel en kuilen. Deze greppel ligt stratigrafisch gezien onder de verspitte podzol. Door een gebrek aan vondsten is het echter niet mogelijk de greppel of de verspitte podzollaag te dateren. Op basis van de kleur en de duidelijke aflijning kan dit spoor vermoedelijk in de Nieuwe Tijd worden gedateerd.
De kuilen lagen vlakbij elkaar en hebben eenzelfde donkerbruine kleur, gelijk aan de kleur van de bouwvoor. Stratigrafisch gezien behoort één van beide kuilen ook tot de jongste akkerlaag. Dit feit, plus de zeer duidelijke afbakening, zorgen ervoor dat beide sporen als relatief recent (19de of 20ste eeuw) beschouwd kunnen worden. Er werden dus geen archeologisch belangrijke sporen aangetroffen.