Op basis van het gevoerde vlakdekkend archeologisch onderzoek kon worden vastgesteld dat zich binnen het projectgebied geen duidelijke archeologische activiteitenkern bevindt. Er werden geen erven of gebouwen als dusdanig aangetroffen of herkend. Het is echter onwaarschijnlijk dat mogelijke archeologische nederzettingen, gebouwen, waterputten of andere constructies binnen het projectgebied nog duidelijk herkenbaar waren. Het ontbreken van dergelijke sporen binnen het projectgebied kan bijgevolg niet zomaar geïnterpreteerd worden als een initiële aanwezigheid ervan.
De onderzochte zone was reeds te sterk verstoord om deze vermeende afwezigheid op een betrouwbare wijze vast te stellen.

De sporen die wel werden aangetroffen betreffen in hoofdzaak (post)middeleeuwse grachten en greppels die als landindeling en landbouwgerelateerde sporen geïnterpreteerd kunnen worden. De perceelsgrachten die op de 19de-eeuwse historische kaarten herkenbaar zijn, zijn bijna allen in de archeologische data te herkennen.

Het Romeinse vondstmateriaal is beperkt tot één doliumfragment die samen met een middeleeuwse scherf in een karrespoor werd aangetroffen. Hoewel het verleidelijk is om een link te maken met het castellum dat letterlijk op een steenworp ligt is het ook mogelijk dat deze scherf samen met bemestingsmateriaal op het terrein werd aangevoerd tijdens een van de ontginningsfasen. Het betreft hoe dan ook een residuele of intrusieve vondst.

De aangetroffen sporen lijken bijgevolg eerder overeen te komen met de historische bronnen van een arm landschap dat in verschillende perioden een ontginningsfase kende. De meeste interpreteerbare en dateerbare sporen lijken te linken aan een ontginning in de 12de -13de eeuw en de definitieve
ontginning van de regio in de nieuwe en nieuwste tijd. Het oudste met zekerheid dateerbare spoor betrof een houtskoolmeiler uit de vroege middeleeuwen. Dit suggereert de aanwezigheid van een eikenbos met mogelijk populier, berk en els in de omgeving. Vermoedelijk gaat het minstens om een bosrestant in een landschappelijke minder economisch interessante zone, vermoedelijk een lokaal nattere micro-depressie of beekvalleitje.