Het landschappelijke booronderzoek toont een tweeledige bodemopbouw aan. In het noordoosten werd een AC-profiel waargenomen. In het zuidwestelijke deel van het terrein werd een B-horizont aangeboord, die plaatselijk varieert in bewaringsdikte. In deze zone kunnen in situ steentijdartefacten bewaard zijn.
Het verkennend archeologisch booronderzoek toonde aan dat er binnen de advieszone plaatselijk sprake is van een goed bewaard bodemprofiel met plaatselijk een E-horizont en een B-horizont met variërende dikte. Daarnaast werden ook enkele A-C bodemprofielen aangeboord, voornamelijk naar het noordoosten van de afbakening toe. De bewaringstoestand lijkt beter te zijn naar het zuidwesten toe. Doch dient opgemerkt te worden dat de bodemopbouw op korte afstand varieert. De opgeboorde sedimenten werden uitgezeefd. In de residu’s werden geen arte- en/of ecofacten of andere archeologische indicatoren aangetroffen. De kans op de aanwezigheid van een in situ bewaarde steentijd artefactensite kan zeer laag worden ingeschat.
Het proefsleuvenonderzoek heeft aangetoond dat een archeologische site aanwezig is binnen het uiterste oostelijke deel van het terrein (ca. 900 m²). In deze zone werd een sporencluster van minstens een viertal kuilen aangesneden. De sporen kunnen voorlopig ruim gedateerd worden in de metaaltijden tot middeleeuwen, gezien de afwezigheid van vondstmateriaal. Mogelijk behoren de sporen toe aan een gebouwplattegrond. Elders op het terrein werden met uitzondering van enkele 19de-20ste-eeuwse perceelsgrachten geen sporen geattesteerd.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Acke & Bracke bvba