Uit het bodemonderzoek is gebleken dat het onderzoeksgebied deels kan omschreven worden als een AC-bodemprofiel. In boringen BP1, BP4 en BP5 wordt echter een beter bewaard bodemprofiel aangetroffen. Ter hoogte van boringen BP1, BP4 en BP5 (en BP8) kent de bodem een betere bewaring en kunnen (gedeeltelijk in situ) artefacten nog aanwezig zijn. In deze boringen is een Bs-horizont bewaard gebleven. In boring BP8 wordt nog een klein restant van de aanrijkingshorizonten vermengd met de bouwvoor waargenomen.
Om het steentijdpotentieel binnen het onderzoeksgebied na te gaan werd overgegaan tot een verkennend archeologisch booronderzoek. Dit onderzoek leverde echter geen indicaties op voor de aanwezigheid van een potentiƫle artefactensite. Er werden geen silex of andere artefacten in de zeefstalen aangetroffen waardoor de verwachting voor de aanwezigheid van een artefactensite quasi nihil is.
Over het algemeen kan gesteld worden dat er tijdens het proefsleuvenonderzoek bijzonder weinig bewaarde archeologische resten werden aangetroffen
binnen het plangebied. Met uitzondering van twee grachten uit de nieuwste tijd en enkele recente 20ste of 21ste -eeuwse verstoringen, werden geen sporen aangetroffen. Projectie van de thematische kaart op de Ferraris-kaart, Popp-kaart en Atlas der Buurtwegen, kan echter wel duidelijk aantonen dat de grachten hoogstwaarschijnlijk beide perceelsgrachten waren uit de 18de -19de eeuw.