De drie proefsleuven – aangelegd op 13/08/2013 – leverden weinig archeologisch relevante sporen op. In de eerste proefsleuf werd één paalspoor uit de Romeinse tijd gevonden. Het spoor is vrij vaag afgelijnd en opgevuld met licht bruin zand met enkel houtskoolspikkels. Na het couperen werd een diepte van 14 cm vastgesteld.
Verspreid over de sleuven werden ook enkele fragmenten Romeins aardewerk ex-situ aangetroffen. Het weinige gerecupereerde aardewerk heeft een sterk zandig, donkergrijs tot zwart baksel met enkele grote kwartskorrels. Aan de binnenzijde zijn sporen van de oorspronkelijke gladding zichtbaar.
De drie profielen tonen een vrij uniforme stratigrafie: onder de dikke bewerkingslaag liggen een asgrijze uitlogingslaag en een licht humeuze ijzeraanrijkingshorizont. Deze natuurlijke pakketten zijn mogelijks het restant van een podzol. Hieronder bevindt zich de ongestoorde C-horizont.
Alhoewel het perceel visueel opgedeeld kan worden in drie stukken (een voortuin, een verwilderde tuin met een tuinberging en een rommelige zone achter deze berging), is enkel het centrale deel onderzocht. De voortuin diende tot voor kort als boomkwekerij. Hierdoor zijn in het bijzonder de toplaag van de podzol en een aanzienlijk stuk van de uitlogingslaag (E-horizont) – vergraven. Daarom was de aanleg van een proefsleuf hier weinig zinvol.
De zone achter de tuinberging was ontoegankelijk en is bijgevolg ook niet onderzocht.
Metaaldetectie leverde, naast hoofdzakelijk jachtmunitie, ook een aantal gesmede nagels, recente knopen en enkele onherkenbare geroeste ijzeren voorwerpen op. Die laatste categorie zijn niet verder identificeerbaar. Een datering is niet gegeven. Vermoedelijk gaat het om recente vondsten.
Auteurs: Galle, Marit; Decraemer, Stefan; Roelens, Frederik
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)