Binnen het plangebied werd naar aanleiding van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.
Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw werd eerst een landschappelijk bodemonderzoek uitgevoerd. Het terrein werd onderzocht door middel van 5 landschappelijke boringen. Op basis van de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek, bleek de kans op het aantreffen van nog goed bewaarde steentijd sites aanwezig. Binnen het onderzoeksgebied werd nog een goed bewaarde Bt-horizont vastgesteld. Vervolgens werd een verkennend booronderzoek door middel van 31 boringen uitgevoerd. Ondanks de gunstige omstandigheden voor het aantreffen van een steentijdvindplaats, zijn geen steentijdresten of andere archaeologica aangetroffen. Tot slot vond een proefsleuvenonderzoek plaats. Tijdens het onderzoek werden 23 archeologisch sporen geregistreerd. Het gaat om kuilen, verstoringen, een restant van een muur en een uitbraakspoor. De aangetroffen resten zijn allemaal in de nieuwste tijd te dateren. Een muurrestant verwijst naar 19de eeuwse bebouwing die destijds op het terrein aanwezig was. Dat is wellicht ook het geval voor het geregistreerde uitbraakspoor. De overige sporen lijken vooral verband te houden
met de oprichting en de afbraak van jongere bebouwing op het terrein. Er werd slechts op één locatie een vondst geregistreerd tijdens het onderzoek. Het betreft de resten van een volledige, maar gebroken steengoed voorraadpot. Op de hals van de pot staat het merkteken ‘2’.