Naar aanleiding van een geplande verkaveling werd een archeologisch vooronderzoek aan de hand van proefsleuven uitgevoerd op een terrein in de Kattestraat in Kruibeke, net ten westen van de dorpskern van Kruibeke. Door de topografische ligging van het perceel aan de voet van het Wase hoogland en omdat het perceel minstens sinds de 18de eeuw onbebouwd was, werd het archeologisch potentieel hoog ingeschat. Daarom werd een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd voor de werkzaamheden om de archeologische waarde van het gebied te evalueren. Het onderzoek bracht echter een beperkt aantal sporen aan het licht. Het gaat voor het merendeel om segmenten van grachten en greppels. Eén enkel bewaard paalspoor en een drietal kuilen, waarvan slechts één met aardewerk in de vulling, vervolledigen het spectrum. 

De erg beperkte densiteit van sporen is enerzijds te wijten aan de slechte leesbaarheid van de sporen, als gevolg van een sterke ontkleuring in de lemige bodem. Anderzijds was de bodem ernstig gebioturbeerd en verbruind, waardoor alleen de allerdiepste sporen in het archeologisch vlak zichtbaar bleven. Op basis van het sporenbestand in de proefsleuven kan geen uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van een eventuele ooit aanwezige, maar volledig verstoorde occupatie.

Slechts in één kuil werd vondstenmateriaal gerecupereerd. Het betreft fragmenten van handgevormd aardewerk dat kan worden gedateerd in de metaaltijden of de Gallo-Romeinse periode. Of de datering van dit materiaal kan worden geëxtrapoleerd naar de andere sporen en de site in het algemeen is niet duidelijk. Op basis van het beperkte aantal en de aard van de bewaarde sporen kon bovendien geen site worden afgebakend.