Tijdens de opgraving en werfbegeleiding, die werd uitgevoerd tussen 12 maart en 29 maart 2021, bleek de bodemopbouw op het gehele onderzoeksgebied sterk aangetast door recente verstoringen. Deze waren te relateren aan wegenwerken en de aanleg van nutsleidingen.
Tijdens het onderzoek werden vier sporen en drie vondsten aangetroffen. De sporen, waaronder een waterput en een kelder, zijn terug te brengen tot de 18de-19de eeuw en kunnen gekoppeld worden aan de gekende historische gegevens.
Een bakstenen kelder (S1) werd aangetroffen in de aangelegde rioleringssleuf. De vloer van de kelder (S3) bestond uit gekapte leien. De kelder was opgevuld (S2) met afbraakpuin, vermoedelijk afkomstig van de afgebroken muren van de kelder zelf. Op de vloer van de kelder werd een Jack-Op bierflesje aangetroffen, die een duidelijke terminus post quem datering geeft. Het bier is voor het eerst vermeld als merk in 1893. Deze datering wijst erop dat de kelder deel uitmaakte van de wachtzaal van de tram, waarvan de kern van het gebouw vermoedelijk uit de 18de eeuw dateert.
De waterput werd als toevalsvondst buiten het onderzoeksgebied aangetroffen. Dezelfde waterput werd in 1995 aangetroffen bij de aanleg van het huidige stadsplein en werd toen in situ bewaard onder het plein.
Ter hoogte van de zone rond de Sint-Pieters-Bandenkerk, werden geen vondsten of sporen aangetroffen. Het vlak was, ter hoogte van de maximale verstoringsdiepte, volledig verstoord.
De werken werden archeologisch begeleid en opgegraven tot op de maximale verstoringsdiepte. De kelder kon hierbij niet in situ bewaard worden. Het spoor werd echter volledig in de aangelegde rioleringssleuf onderzocht.
In situ behoud vindt ter hoogte van de waterput plaats en ter hoogte van de zone rond de Sint-Pieters-Bandenkerk, onder de maximale uitgraafdieptes te behoeve van de graafwerken. De waterput werd afgedekt met een ijzeren plaat waarna de werken verdergezet werden. Ook waar geen bodemingrepen plaatsvonden, geldt een behoud in situ.