Zowel de loopgraaf als de getrapte overloop waren ter hoogte van bunker 2 met duckboards uitgebouwd. In de loopgraaf konden twee fasen herkend worden. In de tweede fase was de duckboard 0,73 m breed. Restanten van palen suggereerden de beschoeiing van de loopgraaf. Enkele haakse planken van een duckboard wezen op een verstoring en de aanwezigheid van een andere loopgraaf. Ook hier wees een metalen buis met telefoonkabel uit dat het een verbindingsloopgraaf betrof. Zowel naast als onder de duckboards lag er een keibed. Ernaast was dat 10 cm breed. De dikte bedroeg 20 cm. Dit was waarschijnlijk als drainage bedoeld. Bij bunker 2 is van een funderingsplaat geen spoor gevonden, wel van een afwateringssysteem. Centraal was in de vloer van de bunker een geultje voorzien, waarlangs het water, onder de dorpel door, kon geëvacueerd worden. Vóór de ingang van de bunker was een betonnen, L-vormig muurtje geconstrueerd. Dit vormde een niet afgesloten kuip, van waaruit een houten afvoer het water in noordelijke richting afvoerde. Deze houten koker, die parallel met de voorzijde van de bunker was ingegraven, was vierkant in doorsnede met zijden van 0,2 m en werd door enkele palen op zijn plaats gehouden. De duckboard van de overloop bedekte dit alles.
Bunker 2 lijkt zwaar onder vuur te hebben gelegen. Dit kan onder andere afgeleid worden uit het secundair gebruik van keibeton en de schuine bekistingsstrepen op de voorgevel. Ook het dak was hersteld. Vlak vóór de ingang waren enkele granaten ingeslagen. Eén ervan, aan de rand van de loopgraaf, was opgevuld met zandzakken; wat duidelijk was door de grote klompen grijze, Ieperiaanse klei. Schuin vóór deze bunker werd een transect van een andere loopgraaf aangesneden, die in de richting van de hoek van de bunker liep. Deze oudere loopgraaf was door de aanleg van de verbindingsloopgraaf vóór de bunker en enkele inslagen verstoord geraakt en vervangen. De beschoeiing van de loopgraaf bestond uit schuine palen met planken aan de buitenkant. Afgaande op de palen was de loopgraaf onderin oorspronkelijk ongeveer 50 cm breed en dus waarschijnlijk bedoeld als verbindingsloopgraaf. Er hoorde ook een metalen buis met telefoonkabel bij.
Beide onderzochte bunkers liggen op een afstand van 85 m van elkaar en maakten deel uit van de sterk uitgebouwde, voorste Duitse linie of Vorderste Stellung. Ze lagen 200 m verwijderd van de eigenlijke vuurlinie, die tot de mijnenslag van 7 juni 1917 bemand werd.