Het onderzochte gebied heeft een hele lage sporendensiteit met geen relaties tussen de sporen en de aangetroffen vondsten. Verder zorgt ook de specifieke vorm van het traject ervoor dat eventuele structuren gemist kunnen worden. De werkputten waren namelijk slechts 2 tot 4m breed, wat ruimere inzichten in de omgeving beperkt. Ook zijn relatief weinig andere onderzoeken in de omgeving uitgevoerd, waardoor slechts een beperkt referentiekader voorhanden is. Op basis van de onderzochte zone lijken de sporen eerder geïsoleerd te zijn.
In totaal werden slechts 11 antropogene sporen aangetroffen waarvan de meesten ondiep bewaard zijn. Het betreft een gracht, twee kuilen (waarvan een eerder natuurlijk) en 8 paalsporen, waarbij geen onderling verband tot uiting komt. Op basis van historisch kaartmateriaal kon voor de gracht de hypothese gesteld worden dat het gaat om een grensstructuur tussen een akker en een landweg uit de 17de-18de eeuw. De kuil en paalkuilen vallen niet eenduidig te dateren, aangezien vondstenmateriaal hier afwezig is.
Wat betreft culturele vondsten werden slechts twee vondsten aangetroffen: scherven in handgevormde scherven in de traditie uit de metaaltijden en scherven uit de late tot postmiddeleeuwen. Gezien de vondsten allemaal in secundaire context werden aangetroffen en dus niet in relatie kunnen worden gebracht met een spoor, structuur of site, hebben ze met deze opsomming hun kennispotentieel bereikt.