is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 16512
Deze aanduiding is geldig sinds
De opgraving leverde relevante archeologische sporen op uit twee perioden. De meest bijzondere zijn enkele kuilen en paalkuilen die potscherven, silexmateriaal, verbrand bot, verkoolde hazelnoten en verbrande leem bevatten en dateren uit het neolithicum. De sporen kunnen geïnterpreteerd worden als de restanten van een grotendeels verdwenen neolithische bewoningssite. Enkele ondiepe paalkuilen en de spreiding van het vondstmateriaal indiceren dat hier mogelijk een houtbouw met een noordwest-zuidoost oriëntatie aanwezig was. Een duidelijke gebouwplattegrond werd echter niet herkend. Op basis van het aardewerk en twee AMS 14C-dateringen wordt de occupatie gedateerd in het middenneolithicum tussen 4230 en 3945 BC.
Aan de oostelijke zijde van de opgravingszone is een Romeinse brandstapeldepositie herkend. De structuur wordt gerelateerd aan het inheems Romeins crematieritueel. Tussen de brandstapelresten werd een kleine hoeveelheid gecremeerd bot van een volwassen individu aangetroffen. De potscherven uit het brandrestengraf zijn afkomstig van minstens 3 potindividuen. De samenstelling van dit aardewerk wijst op een datering tussen 0 en 200 AD. De potscherven zijn secondair verbrand wat erop wijst dat ze als grafgift mee op de brandstapel werden geplaats. Bijzondere vondst is een klein plat rond metalen object dat mogelijks afkomstig is van een ring waarin een gem kan geplaats worden.
Auteurs: Beke, Floris
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)