Uit het archeologisch vooronderzoek rondom het huidige Hof van Vosselaar zijn er geen indicaties gekomen voor deze oudste fase. Het is onduidelijk of de bewoning van het Hof teruggaat tot de middeleeuwen. Dit geldt ook voor de grachtenstructuur. Uit het uitgevoerde onderzoek kan niet afgeleid worden dat deze een middeleeuwse oorsprong zou hebben.
De Benedictessen van het Sint-Wivinaklooster uit Groot-Bijgaarden bezaten sinds het einde van de 12de eeuw het ‘onderhoud’ van de altaren van Vosselaar, Beerse en Wechelderzande. Vanaf het einde van de 14de eeuw werden Vosselaar en Beerse uit demografische en financiële noodzaak samengevoegd tot een dubbelparochie. Een seculiere priester zorgde op afstand voor de dagdagelijkse religieuze taken. Zijn woonplaats was waarschijnlijk op het ‘hofeynde’ gelegen, een strategisch gebied tussen Beerse en Vosselaar, voorzien van vruchtbare gronden. In 1426 verkochten de Benedictessen hun patronaatsrechten aan de Norbertijnse Sint-Michielsabdij uit Antwerpen. Ze behielden echter wel de ‘grote hoeve’ of pastorijhoeve op de ‘hofeynde’. Na onrusten in verband met de legitieme aanstelling van de dienstdoende priester voor de dubbelparochie, werd in 1436 Joannes Ravens aangesteld als eerste witheer in die functie. Vermoedelijk werd rond deze periode een pastorij opgericht, op korte afstand van de al bestaande pastorijhoeve. De eerste vermelding van een pastorij in Vosselaar volgde in 1496. In 1505 komt de tweede schriftelijke bevestiging. De woning van de pastoor betrof een gebouw met stenen fundering. Meer details van de bovenbouw zijn niet gekend. De omvang van deze woning was kleiner dan de huidige blauwdruk.
Het uitgevoerde natuurwetenschappelijk dateringsonderzoek heeft ook duidelijk gemaakt dat de huidige kelders niet behoren tot deze fase. De huidige kelder is op basis van een 14C-datering van een mortelstaal uit de westelijke kelder te dateren tussen 1630 en 1670.
In het begin van de 16de eeuw startten de Gelderse oorlogen. Mede hierdoor is er een hiaat in de archiefstukken over het ‘Hof van Vosselaar’ tussen 1502 en het begin van de 17de eeuw. Tussen 1614 en 1626 werden er volgens een beknopte beschrijving ‘grote reparatien’ uitgevoerd in opdracht van pastoor Wils. Mogelijk gaat het om een grootschalige heropbouw na de oorlogsperiode. De exacte aanpassingen zijn echter niet tekstueel beschreven. Waarschijnlijk kreeg de pastorij ongeveer haar huidige vorm tijdens deze bouwfase, inclusief de aanbouw van de oostvleugel. Mogelijk werd er in deze fase gekozen voor de bijkomende uitgraving en bouw van een kelder. Het is echter pas in 1728 dat de kelder beschreven wordt, met het oog op de aanpassingen (Fasen E-F). Beschrijvingen in Fase E vermelden reeds de aanwezigheid van een oostvleugel met ondergrondse keuken. De zandstenen hoekkettingen aan de zuidoostelijke hoek van het huidige gebouw zijn een tweede argument. Dergelijke bouwfysische en esthetische bouwtechnieken komen voor tussen de 13de en 17de eeuw. De geanalyseerde baksteensoorten in dit gedeelte van de woning bevestigen de argumenten. De pastorij had in 1672 een huiskapel. Er is een tekstuele beschrijving beschikbaar die vermeldt dat de relieken van de Heilige Barbara hier bewaard worden.
Beschrijvingen uit de latere bouwfasen beschrijven ook al een ringgracht met brug die leidde naar een poort en huisje. Het pachtcontract uit 1658 voor ‘Erthese’ (de pachthoeve) voor pachter Jacobszoon beschrijft werken aan de boomgaard en de tuinen binnen en buiten de grachten, in opdracht van pastoor Ambrosius van Eyck.
Gaspar van Essen wordt pastoor van de dubbelparochie en start grootschalige bouwcampagnes om de bouwvallige pastorij te herstellen. De uitgebreide werken tussen 1720 en 1738 beschrijven onder meer de uitbraak van de ‘eerste kamer rechts’ waarbij de tussenmuur werd onderbroken en de schouw verplaatst voor een ‘geheel nieuwe trap’. Het keldergat werd 1,4m verplaatst in een gang. De symmetrie rond de centrale gang verschuift dus naar een nieuw symmetrisch geheel vertrekkende van de nieuwe centrale gang langsheen de trap. Deze beschrijving komt overeen met de huidige locatie van de traphal en trap. Dit betekent dat de voor- en achtergevel tijdens deze fase werden aangepast naar grofweg het huidige uitzicht. De kamerindeling van de westelijke sectie van de woning was nog verschillend van de huidige. Men spreekt namelijk van een gang achter de trap met een ruimte naar rechts met een schouw in de linkerhoek. Aan de andere kant van de trap wordt de nieuwe ingang naar de kelder beschreven. De eerste kamer aan de linkerzijde zorgde voor een doorgang naar de achterliggende ruimten. Bijkomend voorzag van Essen tijdens deze fase een uitbreiding van het gebouw met ‘drie kamers’ die aan de noordzijde werden aangebouwd. Hoogstwaarschijnlijk voor de installatie van onder meer een bakkerij, washuis en ‘kackhuijs’ in 1729. Het archeologisch onderzoek toont echter wel aan dat deze aanbouw integraal verdween na latere verbouwingen, inclusief funderingen.
In eerste instantie beschrijft van Essen het herstel van muren naast de poort en de renovatie van het ‘huisken’ naast de poort dat verwaarloosd was. Deze beschrijving bevestigt een voorpoort met een nutsgebouw. In 1732 werd de houten brug aan deze voorpoort vervangen door een ‘steene met ijsere leenen’ brug. In 1738 volgde eveneens de vervanging van de houten brug naar het hof door een stenen exemplaar. De uitbraaksporen die tijdens het archeologisch onderzoek werden aangetroffen gaan ofwel terug op deze aanpassingsfase ofwel op een latere aanpassing met het verwijderen van de brug. Het ontbreken van vondsten maakt een exacte datering echter niet mogelijk.
Naar het einde van de 18de eeuw krijgen we een duidelijker beeld van het Hof van Vosselaar op de Ferrariskaart (1770-1778). Beide voetwegen zijn nu duidelijk zichtbaar. De dubbele omgrachting is aanwezig, zoals al eerder vermeld in archiefstukken, waarbij de bijna T-vormige pastorij binnen de eerste ring is gelegen. Net ten noorden kan een pachthoeve met schuur worden onderscheiden. Ook de tuinen zijn hier zichtbaar in functie van de zelfvoorziening van het domein. De pastorij kent een andere oriëntatie dan vandaag. De oriëntatie van het gebouw lag eerder richting Beerse, aangezien dit dorp als belangrijker in kerkelijke archiefdocumenten wordt aanzien. De voorgevel is hierbij naar het westen gericht richting Beerse, waarbij dit nu eerder richting het zuiden is.
In 1776 worden Beerse en Vosselaar ontdubbeld en krijgt elke parochie een eigen pastoor. Het Hof van Vosselaar wordt aan de pastoor van Vosselaar toegewezen. Na de Franse Revolutie wordt het Hof van Vosselaar openbaar verkocht. Uit deze periode zijn twee beschrijvingen gekend als gevolg van de openbare verkoop van 1799. De gedetailleerde beschrijving komt gedeeltelijk overeen met de contouren uit de Ferrariskaart van 1777. De pastorij wordt omschreven als een gebouw met twee zolders, drie kelders, een ondergrondse keuken en 12 benedenkamers. Uit deze documenten blijkt ook de aanwezigheid van een groot poortgebouw met nutsfunctie in dezelfde richting georiënteerd als de straat (Hofeinde). De toegang tot het domein kon verkregen worden via dit poortgebouw en een stenen brug over de gracht. De stenen brug dateert van 1732. De westvleugel dateert uit een bouwfase in opdracht van Joannes Laurysens. Volgens een inmiddels verdwenen gedenksteen, onderging de site een grondige restauratie in 1750. De werken uit fase E beschrijven enkel de renovatie van de voorpoort en ‘kaduken huisje’ terwijl de Ferrariskaart een volwaardige westvleugel toont.
De uitbraaksporen die tijdens het archeologisch onderzoek werden aangetroffen, getuigen van verstoringen als gevolg van meerdere verbouwingsfasen in de 18de-20ste eeuw. De aard van de baksteen, baksteenformaten en kalkmortel wijzen op restanten van de fundering van een onbekend losstaand bijgebouw uit de eerste fasen. In het verlengde van de huidige pastorie kwamen de funderingsresten aan het licht van een vierkante gebouwplattegrond, deels ingebouwd in de oostelijke oever van de walgracht. Op basis van de historische cartografie kan de plattegrond met een gedeelte van het voormalige westelijke poortgebouw in verband gebracht worden, waarbij vermoedelijk een oudere kelder opnieuw in gebruik werd genomen. De baksteenformaten suggereren bovendien een datering in de 15de-16de eeuw. Het is mogelijk dat het poortgebouw zijn oorsprong reeds kent in de 17de eeuw of zelfs vroeger, maar er zijn geen duidelijke aanwijzingen hiervoor. Op basis van de huidige gegevens is de 18de eeuw een terminus ante quem voor de bouw van het poortgebouw.
Het grootste deel van wat er vandaag echter nog te zien is, zowel voor het gebouw als voor het landschap, dateert uit de 19e eeuw. Rond 1800 werd wellicht het poortgebouw afgebroken, op dat moment was de pastorie nog slechts voor één parochie. De afbraak van het toegangsgebouw had waarschijnlijk als gevolg dat de oriëntatie van het gebouw veranderde, de voorgevel kwam nu richting Vosselaar te liggen.
Na de verkoop aan de particuliere eigenaar Georges De Bie in 1852 werd het Hof volledig gemoderniseerd en aangepast aan de standaarden voor een 19de-eeuws buitenverblijf. De huidige indeling en restanten van afwerkingen verwijzen naar deze bouwperiode. Onder de volgende eigenares werd de tuin ook heraangelegd, naar het model vaneen landschapspark. De dubbele omgrachting werd hierdoor gedeeltelijk gedempt. De 18de-eeuwse dubbele bomenrijen rondom de omgrachting bleven behouden, maar verder werd de paden- en aanplantingsstructuur veranderd naar een ‘romantisch’ beeld. Tot slot werd ook een nieuwe hoeve gebouwd in het midden van de 19de eeuw, vermits de oude pachthoeve afgebroken was.
Het primitief kadasterplan uit 1824 toont een hele andere situatie dan de Ferrariskaart, waarbij de westelijke voorbouw volledig verdwenen is. Er wordt in de archieven echter niks teruggevonden over een afbraak of verbouwing. Een mogelijk bewijs van de afbraak van het westelijke poortgebouw is de thans verdwenen gedenksteen uit 1750 op de westelijke zijgevel van het hof.
Bij het archeologisch onderzoek werd eveneens getracht de ligging van de veronderstelde toegangsweg aan de voorzijde van de pastorie te verifiëren. Deze kon echter niet worden gelokaliseerd. Daarnaast probeerde men inzicht te verkrijgen in de funderingstechniek door middel van de aanleg van een profiel in de zuidoostelijke hoek van de huidige pastorie. Hieruit kon duidelijk de ondiep aangelegde fundering op staal, bestaande uit recuperatiemateriaal van losse bakstenen en fragmenten metselwerk, worden afgeleid. Het is niet meteen duidelijk tot welke bouwfase deze fundering behoort. Mogelijk kan deze tot de 19de-eeuwse fase worden gerekend na de verandering van de oriëntatie van het gebouw waarbij de oostgevel werd aangepast. Daarnaast werd nog een uitbraakspoor aangetroffen, mogelijk van een brugpijler uit de 19de eeuw.
De 20ste-eeuwse aanpassingen aan het gebouw en het domein sluiten aan bij de grote veranderingen die het Hof van Vosselaar onderging. De 20ste-eeuwse grondige renovaties waren duidelijk traceerbaar tijdens het archeologisch onderzoek.
Auteurs: Praet, Maarten; Coenaerts, Jan; Pype, Pedro; Dirix, Evelien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ABO NV
Is deel van
Pastorie Het Hof met parkbos
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hof van Vosselaar [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/984433 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.