In totaal werden 34 spoornummers uitgedeeld.
Tijdens het proefputtenonderzoek werden 6 categorieën vondsten verzameld, namelijk: aardewerk, dierlijk bot, leer, metaal, bouwmateriaal en natuursteen.
Uit de vulling van 16 sporen werd aardewerk verzameld. Het betreft voornamelijk aardewerk dat in de huishoudelijk sfeer te plaatsen is.
Aan de oostelijke zijde van het plangebied werden diverse archeologische sporen aangetroffen binnen een stratigrafisch complex verhaal, waarvan de oudste teruggaan tot de 10de eeuw. Sommige sporen kunnen vermoedelijk in verband gebracht worden met ambachtelijke activiteiten, al dan niet gelegen binnen het neerhof. Van de gracht van het opperhof, één van de onderzoeksvragen, werd evenwel geen restant teruggevonden. Aan de westelijke zijde van het plangebied was het archeologisch verhaal beduidend minder complex en bevinden de sporen zich op één archeologisch niveau. Deze sporen kunnen hoofdzakelijk in de late middeleeuwen gedateerd worden.
Auteurs: Bot, Bart
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Beschrijving:
Dit spoor was een oost-west georiënteerde goot opgebouwd uit vrij kleine bakstenen (18cm x 9cm x 4cm) en samengehouden door een witte kalkmortel. De centrale vulling van het gootje was sterk kleiig.
Beschrijving:
In de zuidoostelijke hoek werd een vrij omvangrijke kuil opgetekend in het vlak. Deze kuil bevatte 7 fragmenten aardewerk. Het gaat om één extern beroete, roodbakkende bodemscherf van vermoedelijk een pan, een bodemfragment van een kleine kan in Siegburgsteengoed en 5 grijsbakkende scherven van een voorraadpot. De rand is voorzien van losstaande duimindrukken die een soort van eenvoudig draperiedecor vormen. Een draperiedecor komt voor vanaf de 12de eeuw en wordt vooral in de hele 13de eeuw gebruikt. De datering van het randtype is 14de eeuws, wat overeenkomt met de steengoedscherf. Een ander spoor was een min of meer rechthoekige kuil. In dit spoor werd relatief veel aardewerk aangetroffen. Naast aardewerk kon uit de vulling fragmenten dierlijk bot van vis, kip en een middelgroot zoogdier worden verzameld. De kuil is te dateren in de late middeleeuwen. Op de noordwestelijke helft konden enkele kuilen meer in detail onderzocht worden. Uit deze kuil werd 1 wandfragment grijs aardewerk gerecupereerd. Botsplinters van een middelgroot zoogdier werden aangetroffen in nog een van deze kuilen. De kuilen worden gedateerd in de late middeleeuwen.
Tijdens het afgraven naar het laatste vlak en het wegnemen van de overtollige aarde werd nog aan de westelijke zijde van de proefput een bakstenen waterput ontdekt.
Beschrijving:
In de noordoostelijke hoek tekende zich nog net de contouren van een afvalkuil af op dit niveau. De vulling van deze kuil was sterk humeus en bevatte vrij veel mobiele resten. Deze kuil bevatte 66 aardewerkfragmente. Dit is op te delen in twee baksels, nl. aardewerk met schelpengruisverschraling en reducerend gebakken aardewerk . Overkoepelend gezien lijkt deze kuil zich omstreeks de 11de en 12de eeuw te dateren. Het is opvallend dat veel aardewerk in deze kuil zeer sterk secundair verbrand is. Naast aardewerk werd wat dierlijk bot verzameld waaronder botsplinters van een groot zoogdier met hak- en snijsporen en een stuk sterk verbrande humerus (bovenarm) en enkele botsplinters van een groot tot middelgroot zoogdier. Uit deze kuil werd ook een stuk natuursteen (secundair verbrand) verzameld. In de noordwestelijk hoek kon nog een spoor beter onderzocht worden. Een bovenste laag was sterk humeus en dekte een opvullingslaag met zandige vlekjes af. De onderste laag was opnieuw sterk humeus. Van dit pakket werd een monster zaden en vruchten genomen. Uit het spoor werd 1 wandfragment grijs aardewerk met een fijn baksel, extern beroet, vermoedelijk late middeleeuwen, verzameld.
Een vrij omvangrijke kuil doorsneed de afgeronde kuil en een zandige laag. De kuil doorsnijdt enkele ophogingspakketten. In de opvulling van de kuil werden enkele sterk humeuze lenzen waargenomen. In de vulling werd een pollenbak geslagen en een monster zanden en vruchten genomen. Het dierlijk bot bestond uit een bekken- en ribfragment en botsplinter van een middelgroot zoogdier.
Er kunnen enkele archeologische sporen in de periode van het mottekasteel geplaatst worden. Het gaat om de afvalkuil en de kuilen. Opvallend aan deze kuilen waren de steile wanden, vlakke bodem en de organische tot humeuze lenzen. Door hun morfologische kenmerken lijken de kuilen zich in de ambachtelijke sfeer te bevinden. Ook de aanwezigheid van schelpengruisverschraald aardewerk past binnen deze context.
Beschrijving:
Een spoor betrof een ovaalvormige, ondiepe kuil. In een andere kuil bevond zich een metalen emmer, het recipiënt kan in de 19de–20ste eeuw gedateerd worden.
Beschrijving:
Over quasi het volledige eerste vlak werd een ophogingspakket waargenomen. In dit ophogingspakket kon naast aardewerk uit de late middeleeuwen ook dierlijk bot (phalange of kootje van een paard), 2 leren strips van een schoenzool en een daktegel (spaarzaam geglazuurd stuk van een nok) worden verzameld. Uit het ophogingspakket werden 4 wandfragmenten grijs aardewerk en spaarzaam geglazuurd randfragment van een grape verzameld. De laag kan in de late middeleeuwen (1200-1500) gedateerd worden.
Dit spoor heeft een minimale dikte van 40cm en moet eerder in de overgang late middeleeuwen/nieuwe tijden geplaatst worden.
Beschrijving:
Op de oostelijke zijde van het laatste vlak werd de loop van de gracht beter zichtbaar. Een pakket bleek toch onderdeel uit te maken van de gracht. Ten noorden en ten zuiden waren telkens de voornoemde zandige opvullingslagen op te merken. Uit de (gracht?)vulling werd 1 randfragment schelpengruisverschraald aardewerk verzameld. 1 wandfragment grijs aardewerk had een vrij zandig baksel (volle middeleeuwen). Als laatste wandfragment kan een bladerachtig baksel vermeld worden, Paffrath-aardewerk. De context kan in de late 10de–12de eeuw gedateerd worden. Ook hier werden 2 schedelfragmenten en een phalange van een rund, en een femur (dijbeen) van een vogel, teruggevonden.
Een pakket klei met fosfaataanrijking situeerde zich aan de zuidelijke zijde van het vlak. Uit dit pakket werden 2 middeleeuwse (vol-laat) grijze wandscherven verzameld. Een interpretatie geven aan de opvullingspakketten is wegens de ruimtelijke beperking van het proefputtenonderzoek moeilijk. Mogelijk betreft het hier een grachtvulling.
Op basis van het aangetroffen diagnostisch materiaal kon de vermoedelijke gracht gedateerd worden in de periode 950-1100. De grachtstructuur heeft een noordoost-zuidwest oriëntatie. Hoewel verleidelijk, kan praktisch met zekerheid gezegd worden dat het niet om de gracht van het opperhof gaat. De gekende gracht zou dan eventueel een recentere uitgraving van de gracht kunnen zijn. Het andere spoor bevond zich stratigrafisch op het onderste niveau in deze werkput, evenals de zandige laag. Beide lagen hadden min of meer dezelfde morfologische kenmerken. Hoe de zandige laag te interpreteren is nog onduidelijk. Betreft het hier ook een grachtstructuur of poel? Het spoor kan toch geïnterpreteerd worden als een eerste ingebruikname van het plangebied aan het begin van de volle middeleeuwen.
Is deel van
Historische stadskern van Lo
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rozestraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/984442 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.