Hoewel het bekend was dat de flanken van de Kleine Gete in de steentijd bewoond werden, is één van de silexvondsten de eerste vermoedelijk Mesolithische vondst in Wange. Aangezien de vondst aangetroffen werd in de ploeglaag is het duidelijk dat het hier niet om een in situ vondst gaat. Zeer vermoedelijk is het object afkomstig van de hoger gelegen flanken, waar alle steentijdvondsten op de rechteroever van de Kleine Gete worden vastgesteld.

Het hoofddoel van dit onderzoek was om sporen van de Eerste slag bij Neerwinden aan te treffen. Grondsporen die daar enigszins naar verwijzen werden niet aangetroffen. Het tentenkamp bevond zich met grote waarschijnlijkheid op het hogerliggend plateau, en niet in het beekdal. Echter kunnen een reeks materiële resten wél worden gelinkt met de strijd die in 1693 werd geleverd.

In totaal werden 78 metaalvondsten aangetroffen tijdens het detecteren van de ploeglagen in meerdere niveaus alsook op de overgang van de ploeglaag naar de moederbodem.

• De loden munitie (17de-18de eeuw)
• Moderne munitie: een recente kogelpunt uit ca. de tweede helft van de 19de eeuw tot het begin van de 20ste eeuw. De andere twee zijn vondsten uit de Eerste of Tweede Wereldoorlog.
• Munten: De munten zijn te dateren tussen 1625 en maximaal 1909 en zijn afkomstig uit verschillende plaatsen en historische landen/staten. De helft van de determineerbare munten dateren uit de 19de en 20ste eeuw en zijn afkomstig uit het koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) en het koninkrijk België (1831-heden). De andere munten dateren allemaal uit de 17de en 18de eeuw. 1 munt is een belegeringsmunt geslagen in Breda in 1625.
• Vingerhoeden: De twee vingerhoeden hebben quasi dezelfde datering (1575-17de eeuw) en worden quasi direct naast mekaar aangetroffen. Ook lijken ze beide een merkteken “R” te hebben. Daarom is het mogelijk dat deze vingerhoeden samen verloren zijn geraakt en dus afkomstig zijn uit dezelfde naaiset.
• Blanke wapens: een onderdeel van een gevest van een degen, meer bepaald het uiteinde van een pareerstang in messing
• Vuurwapens: twee gedeeltelijk bewaarde, ijzeren lopen van pistolen
• Kledij: Het gaat meer bepaald om gespen en knopen. Ze dateren allemaal uit de 17de tot 18de eeuw en zijn grotendeels te relateren aan de militaire aanwezigheid in 1693.
• Overige metalen voorwerpen: 2 stukken van hoefijzers, een schietlood en verschillende ijzeren voorwerpen. Deze kunnen niet direct gerelateerd worden aan de verschillende veldslagen en kampementen in de omgeving. 

Een groot percentage van de metalen voorwerpen hebben betrekking tot de Eerste slag bij Neerwinden: de loden munitie, knopen,… In het bijzonder de loden munitie bracht de meeste resultaten met zich mee. Door de studie van de kaliberindicaties en nationaliteiten en hun verspreiding kon vastgesteld worden dat er in deze zone een legermacht gelegerd moest zijn dat voornamelijk met kleine kalibers schoot, net zoals wapens waar de dragonders mee uitgerust waren. Daarnaast kon ook een cluster vastgesteld worden van Anglo-Hollandse en Brandenburgs(Pruisen)-Beierse troepen. Echter kan door de beperkte oppervlakte van het plangebied geen verdere informatie gewonnen worden uit de studie naar dit kampement en de bijhorende slag. Ten slotte zijn de vondsten van (blanke) wapens, daterend in de late 17de eeuw, indicatief voor de historische gekende activiteiten in en rond het plangebied.

Zoals reeds bepaald in het historisch onderzoek werden geen materiële sporen aangetroffen, die met zekerheid te relateren zijn aan de “doorbraak” van de Brabantse linies (1705) of aan de Tweede slag bij Neerwinden. Het plangebied lag dus niet of lag in de periferie van deze beide conflicten.