Bij verbouwingswerken aan een bestaande woning werden menselijke resten aangetroffen (schedel). De politie werd verwittigd en die concludeerde dat het om een gesneuvelde gaat. De toevalsvondstprocedure werd opgestart.
Een archeologisch team en fysisch-antropoloog kwam ter plaatste. Het bleek enkel om een schedel te gaan, ander botmateriaal werd niet aangetroffen. Het spoor, een granaattrechter, werd maximaal uitgehaald binnen de put in de badkamer.
Bij de opgraving werd vastgesteld dat de menselijke resten bestonden uit een schedel die zich niet langer in anatomisch verband bevond. De schedel lag in de vulling van een inslagkrater waarin beperkt Brits en Duits materiaal werd aangetroffen. Het studiegebied veranderde tijdens de oorlog verschillende keer van bezetter, wat telkens gepaard ging met hevige gevechten. Dit verklaart hoe materiaal van verschillende nationaliteiten kon vermengd geraken.
Het is en blijft onduidelijk hoe de schedel en het vondstmateriaal in de granaattrechter terechtkwamen. Het mag duidelijk zijn dat de aangetroffen archeologische context op een chaotische manier, eigen aan het bijzonder brutale karakter van Wereldoorlog I, tot stand kwam. Al deze factoren maken dat er geen identiteit kon bepaald worden.