De archeologische begeleiding van de herinrichtingswerken van het Breese stadscentrum heeft, ondanks de aanleg en heraanleg van rioleringen, andere nutsleidingen en straten, kenniswinst opgeleverd. Alleen al in de 20ste eeuw werd tenminste drie keer de bestrating gewijzigd; aanleg van kasseien wegdek, vervanging door asfalt en vervanging door klinkers en kasseitjes.
Onder het wegdek werden sporen van kelders aangetroffen op de Markt. Deze kelders zijn te koppelen aan gebouwen die nog ingetekend staan op het primitief kadasterplan uit 1829 en de Ferrariskaart uit 1771-1775.
Van de stadspompen konden er 5 gelokaliseerd worden. Alle waterputten waren gemetseld in baksteen en drie van de vijf aangetroffen putten bleken leeg en afgedekt met een betonnen plaat om verzakkingen te voorkomen. De vierde en vijfde waterput, aangetroffen op de hoek van de Gerdingerstraat en de Nieuwstadstraat en op de hoek van de Opitterstraat en de Vaesstraat, bleken recent opgevuld met zand en geroerde grond.
Het meest opvallend was de vondst van kelders op het Vrijthof. Die kelders wijzen op bebouwing op het huidige plein waardoor het Vrijthof zeker tot eind 18de eeuw, begin 19de eeuw, niet het uitzicht had van een plein. Drie kelders konden ingemeten worden, maar in die kelders werden nauwelijks andere vondsten aangetroffen dan geroerde grond en boomputten. Het weinige aardewerk wijst echter wel op een vorm van continuïteit in bewoning van de 14de/15de eeuw tot in de 19de eeuw.