De resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek hebben aangetoond dat binnen het plangebied geen bewaard bodemprofiel aanwezig is. Het potentieel op goed bewaarde steentijdsporen/-artefacten werd bijgevolg laag ingeschat.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden slechts weinig archeologische sporen en/of vondsten aangetroffen/gedaan. De archeologisch relevante sporen bevonden zich voornamelijk in het oosten van het terrein. Hier werden enkele greppels en (paal)kuilen aangesneden, waarvan een groot deel achteraf van natuurlijke aard bleek te zijn. De greppels en gracht komen niet voor op historische kaarten zoals de Atlas der Buurtwegen (ca. 1840) of de historische kaart van Popp (1842-1879). De greppels zijn bijgevolg hoogstwaarschijnlijk ouder dan de nieuwste tijd. Dit kon bevestigd worden door het fragment middeleeuws aardewerk dat aangetroffen werd in greppel S2003. De greppelsegmenten kunnen niet in verband gebracht worden met perceelsgrenzen. Naast de greppels werden ook enkele kuilen en paalkuilen aangesneden. De gedocumenteerde (paal)kuilen kwamen geïsoleerd voor en maakten geen deel uit van één of meerdere structuren. Er zijn bijgevolg geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een nederzetting of bewoningssite. Er werden enkele wandscherven ingezameld die een indicatie geven dat mogelijk activiteiten op het terrein hebben plaatsgevonden vanaf de metaaltijden. Kuil S4001 bevatte een fragment handgevormd aardewerk dat in de metaaltijden gedateerd werd. Daarnaast werden nog twee vlakvondsten ingezameld die eveneens wijzen op enige activiteit in deze periode. De reden voor het ontbreken van relevante archeologische sporen heeft mogelijk te maken met het landgebruik van het terrein in het verleden. Het plangebied was lange tijd in gebruik als akkerland, waarna het minstens vanaf het midden van de 20ste eeuw in gebruik werd genomen als grasland. Er was veelal sprake van een A-C profiel, waardoor het sporenvlak (deels) verstoord kan zijn door landbouwactiviteiten.