is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 8684
Deze aanduiding is geldig sinds
Aan de hand van de sporen en de vondsten kan geconcludeerd worden dat er een artisanale of ambachtelijke zone werd aangesneden uit de Romeinse periode.
Er werden zes houtskoolmeilers aangetroffen die gebruikt werden voor de productie van houtskool. Mogelijk kan deze zone gelinkt worden aan de villa van Smeermaas, die net ten oosten van het huidige onderzoeksgebied werd onderzocht. De houtskoolmeilers zijn afkomstig uit de Romeinse periode vanwege allereerst hun rechthoekige vorm. Verder zijn er in de houtskoolmeiler scherven aangetroffen die eveneens stammen uit de Romeinse periode. Tot slot is er ook een Romeinse imbrex aangetroffen in een houtskoolmeiler (S7).
Meilers komen in de Lage Landen voornamelijk voor op de pleistocene gronden. Dit is ook duidelijk te zien in de verspreiding van anthracologisch onderzochte kuilmeilers uit België en Nederland. Relevant is dat er in Belgisch Limburg, voor zover de auteurs weten, geen eerder houtskoolonderzoek van meilers plaatsvond. Het onderzoek van Lanaken-Europapark 11 vormt dus een belangrijke bijdrage tot het aanvullen van deze geografische kennislacune.
Uit anthracologisch onderzoek is naar voren gekomen dat eikenhout verreweg de meest algemene grondstof was bij de productie van houtskool in kuilmeilers tijdens de Romeinse tijd en de middeleeuwen. Dit heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat eikenhoutskool uitstekend geschikt is voor ijzerproductie en andere productieprocessen, omdat het door de hoge dichtheid lang en heet brand. Daarnaast is eik een van de algemeenste boomsoorten in NW-Europese bossen op droge grond. Uit voorliggend onderzoek komt naar voren dat ook te Lanaken-Europapark 11 eik de geprefereerde houtsoort was. De onderzochte stalen uit S2 en S7 bevatten respectievelijk 97% en 99% eikenhout. Relevant is dat eikenhout historisch bijna nooit vers werd gebruikt voor houtskoolproductie, maar eerst een jaar of langer te drogen lag. De afwezigheid van schimmels en andere degradatiesporen op de houtskool uit S2 en S7 is mogelijk een aanwijzing dat het voor kolenbranden beoogde eikenhout goed werd opgeslagen.
Uit historische bronnen is bekend dat meilers voornamelijk in de bossen/bosjes waar de grondstof werd gekapt werden aangelegd en dat productie voornamelijk buiten bewoonde gebieden plaatsvond. Ook archeologisch worden meilers voornamelijk buiten nederzettingen aangetroffen. Mocht de locatiekeuze voor de meilers bij Lanaken-Europapark 11 door vergelijkbare overwegingen zijn bepaald (d.w.z. toegang tot hout en ijzer), dan zegt hun aanwezigheid iets over de inrichting van het gebied voorafgaand aan en in de eerste fasen van het villadomein. C14 onderzoek plaatst de meilers nl. in de Vroeg-Romeinse tijd.
Door de verschillende lithische artefacten kan er eveneens besloten worden dat de regio al tijdens het neolithicum in gebruik was. Er zijn echter geen sporen aangetroffen die stammen uit deze periode.
Hetzelfde geldt voor de Rijnlandse wandscherf uit de 10de – 12de eeuw. Deze toont aan dat het gebied in deze periode in gebruik was, maar er zijn eveneens geen sporen uit deze periode aangetroffen. Verder zijn de verstoringen vermoedelijk afkomstig uit de 19de eeuw.
Auteurs: De Raymaeker, Annelies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Studiebureau Archeologie