Tijdens het proefsleuvenonderzoek kwam drie parallelle greppels aan het licht. Twee greppels konden op basis van het aangetroffen materiaal in de Romeinse periode gedateerd worden. Op basis van het vooronderzoek is het nog onduidelijk welke functie deze greppels hadden en of ze tot de infrastructuur van de Romeinse weg hoorden. Het vlakdekkend onderzoek bracht hierin meer duidelijkheid.

Binnen het projectgebied werd één kuil aangesneden die op basis van 14C-analyse in de bronstijd kan gedateerd worden (1050 – 900 v. Chr. (95,4% probability)). In de vulling bevond zich een beperkte hoeveelheid aardewerk. De sporen die in de Romeinse tijd gedateerd kunnen gedateerd worden betreffen enkele (paal)kuilen en greppels/grachten. Deze sporen bevatten slechts een beperkte hoeveelheid vondsten (metaal, aardewerk en bouwceramiek). Twee grachten kunnen op basis van het aardewerk respectievelijk op het eind van de 1ste – midden 2de eeuw (gracht S11) en de tweede eeuw (gracht S2/S10/S14) gedateerd worden. Op voorzichtige wijze zouden de twee parallel verlopende grachten kunnen geïnterpreteerd worden als rooilijngrachten die een Romeinse weg hebben afgebakend.