Tijdens landschappelijk booronderzoek bleek dat er ter hoogte van 1 boring nog een restant van de onderste Bs-horizont aanwezig was, welke is afgetopt en nog maar voor 5 cm bewaard was. Hierdoor is er geen sprake van een goede bewaarde, intacte bodemopbouw waarbinnen in situ bewaarde steentijdvindplaatsen aanwezig zijn.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden vijf antropogene sporen aangetroffen die terug te brengen zijn tot de afwatering of interne indeling van de percelen en recente ontginningen van het projectgebied. Het betreft drie verschillende greppels. Twee van deze greppels zijn niet in verband te brengen met de grenzen van de huidige kadastrale percelen of perceelsgrenzen zoals zichtbaar op 18de en 19de eeuw historisch kaartmateriaal. Hierdoor is er vermoedelijk sprake van afwateringsgreppels, greppels die verband houden met een interne indeling van de percelen of greppels die aangelegd zijn voor de ontginning van de terreinen. Greppel S1 ligt echter vlak naast de perceelsgrens, en is op historische orthofoto’s nog zichtbaar. Aannemelijk is dan ook dat het een perceel greppel betreft. Ook werd er in deze greppel een recente baksteen aangetroffen. In S2 & S3 werden geen vondsten aangetroffen. Gelet op hun gelijkaardige donkere vulling, de recente baksteen die in S1 werd aangetroffen en de zichtbaarheid van S1 op een historische orthofoto doet vermoeden dat deze drie greppels in de (sub-)recente periode te dateren zijn.