Naar aanleiding van het verbouwen van een deel van een beschermd monument tot 6 hedendaagse woningen werd een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de kloosterhoeve te Wevelgem, met name in de noordelijke en oostelijke vleugel.
Bij het vooronderzoek met ingreep in de bodem werden verschillende archeologische sporen aangetroffen. Al deze sporen kunnen in verband gebracht worden met verschillende bouwfases van de hoeve. Het betreft puinkuilen, (funderings)muren, een vierkante putconstructie en ophogingslagen. De oudst aangetroffen vondst is te dateren in de tweede helft 15de eeuw-eerste helft 16de eeuw. Verder werden aan de buitenzijde van de oostvleugel twee ophogingslagen aangetroffen die dateren in de 18de/19de eeuw en in de tweede helft 19de/eerste helft 20ste eeuw. Daarnaast werd getracht de opbouw van de huidige stalgebouwen (met uitzondering van de dakconstructie) te documenteren en het verdwenen westelijk deel van de noordvleugel te reconstrueren.
Op dit vooronderzoek volgde een archeologische opgraving, die grotendeels de bevindingen van het vooronderzoek bevestigde en aanvulde. Tijdens dit opgraving werden in eerste instantie de verschillende nog aanwezige vloeren binnen de bestaande gebouwen in kaart gebracht. Deze huidige bouwfase zou volgens historische bronnen, bouwhistorische info en vaststellingen op het terrein te situeren zijn in de 17de en 18de eeuw.
Na de documentatie van de bestaande toestand werden de vloeren verwijderd met de bedoeling oudere nog aanwezige sporen in kaart te brengen. Onder de vloeren werden inderdaad nog verschillende oudere sporen aangetroffen, waaronder binnen- en buitenmuren, enkele vloerfragmenten en delen van ophogingspakketten. Deze sporen zijn vermoedelijk te situeren in de 13de of de 15de eeuw. Via de beschikbare historische bronnen is er geweten dat er in deze perioden gebouwd/verbouwd werd aan de hoeve.
Behalve de oudere sporen werden nog een groot aantal sporen aangesneden die duidelijk nog toebehoorden aan de nog bestaande situatie. Op verschillende locaties werden mestkelders aangesneden, die dienden om de vloeibare mest van de erboven gestalde dieren op te vangen. Ook enkele oude binnenmuren konden nog herkend worden.