Tijdens het onderzoek konden duidelijk de resten van de kasteelgracht geattesteerd worden. De meest prominent aanwezige resten waren deze van de postmiddeleeuwse kasteelgracht, maar ook lagen van een laatmiddeleeuwse fase konden herkend worden. Op basis van het aangetroffen aardewerk dateert de demping van de gracht in de tweede helft van de 14de tot vroege 15de eeuw. De pollendata geven aan dat het regionale landschap rondom het kasteel vrij open was. Er was mogelijk een moerasbos, of water in de buurt met elzen, hazelaars, wilgen, varens en mossen. Verder weg op hogere en drogere delen van het landschap groeiden eiken en linden. In de meer directe omgeving was grasland, mogelijk waren er paden of wegen waarlangs verschillende kruidachtigen groeiden. Ook waren er graanakkers in de buurt van het kasteel.
De postmiddeleeuwse kasteelgracht was het meest prominent aanwezig. De oudste fase dateert in de 17de of 18de eeuw waarna de gracht werd heruitgegraven in de tweede helft van de 18de eeuw, tijdens verfraaiingswerken aan het kasteel. Ook deze gracht had een min of meer komvormig profiel. Het aardewerk uit de diverse lagen kon globaal in de 18de eeuw gedateerd worden, en met enige voorzichtigheid in de tweede helft van de 18de eeuw. Het materiaal ondersteunt dus de hypothese dat de gracht bij de verbouwingswerken in de tweede helft van de 18de eeuw werd aangelegd.