Tijdens het vlakdekkend archeologisch onderzoek werden sporen vastgesteld uit de midden-/late ijzertijd, nieuwe en nieuwste tijd en de Tweede Wereldoorlog.

Op basis van het gevoerde vlakdekkend archeologisch onderzoek kon worden vastgesteld dat zich centraal in het projectgebied een archeologische activiteitenkern bevindt uit de midden-/late ijzertijd (absoluut gedateerd a.h.v. 14C). Deze zone wordt afgebakend door een NO-ZW georiënteerde en NW-ZO georiënteerde greppel. De dense palenzwerm met zeker 15 bijgebouwen (merendeels vierpalig) duidt op een meerfasige nederzetting van betekenis. Er is echter opvallend weinig nederzettingsafval aangetroffen in de vorm van aardewerk, waaruit geconcludeerd kan worden dat hier niet het hart van het erf is aangetroffen maar eerder de periferie.

Alle paalkuilconfiguraties zijn afkomstig van kleine bijgebouwen, die elkaar oversnijden of dicht tegen elkaar gelegen zijn, wat duidt op meerdere fases. De vondst van artisanale activiteiten in de vorm van metaalbewerking/productie wijst op het belang van deze site. Er werd namelijk een grote hoeveelheid metaalslakken ingezameld uit een greppel en een kuil, daterend uit de midden- tot late ijzertijd.

Aan de hand van het macrorestenonderzoek uit enkele ijzertijd-paalkuilen kon bepaald worden dat men in de periode 380-190 v.Chr. beschikte over gerst, pluimgierst, emmer- en/of spelttarwe en mogelijk ook haver. Op basis van de vondsten lijkt vooral gerst een belangrijke rol te hebben gespeeld in de bestaanseconomie. De vondst van veel pollen van graslandplanten kan erop duiden dat veeteelt een belangrijke rol speelde in de bestaanseconomie van de nederzetting.

Een groot deel van de aangetroffen sporen zijn te plaatsen de postmiddeleeuwen. Het onderzoeksgebied wordt doorsneden door een aantal greppels en grachten die te koppelen zijn aan de (laat- en) postmiddeleeuwse landindeling. Het sporadische vondstmateriaal hieruit lijkt te duiden op een lange occupatie die zijn oorsprong mogelijk reeds vindt in de late middeleeuwen. Naast greppels werden palenrijen herkend, afkomstig van afrasteringspaaltjes, eveneens NO/ZW- NW/ZO georiënteerd en flankerend aan de postmiddeleeuwse greppels. Tot slot kan nog een dierbegraving genoemd worden. Uit het slecht bewaard botmateriaal kan afgeleid worden dat het een kadaver van een paard betreft.

Daarnaast werden ook nog een aantal sporen aangetroffen die te dateren zijn tot WOII. Het gaat om drie granaattrechters en drie U- of telefoonvormige Belgische schuttersputten. In twee van de schuttersputten werden hulzen van Belgische geweermunitie aangetroffen. Deze sporen zijn te linken aan de Leieslag die duurde van 24 tot 28 mei 1940.