Tijdens het archeologisch vooronderzoek in de vorm van proefsleuven werden meerdere relevante sporen aangesneden. Een deel van deze archeologische sporen worden op basis van vormtypologische kenmerken en op basis van het aangetroffen vondstmateriaal gedateerd in de vroege middeleeuwen. Het gaat om bewoningssporen (paalkuilen en standgreppel behorende tot een structuur, die geïnterpreteerd kan worden als een hoofdgebouw uit de vroege middeleeuwen evenals een tweetal waterkuilen). Ze behoren tot een erf uit de vroege middeleeuwen. Het aangetroffen schervenmateriaal lijkt te wijzen op normaal huishoudelijk afval dat kan gelinkt worden aan een occupatie uit de vroege en volle middeleeuwen. In de buurt van deze structuur is een fragment doorzichtig lichtgroen glas met luchtbelletjes gevonden.
Een ander deel van de sporen kan gerelateerd worden aan de voorloper van de huidige Zeeweg. Het gaat om sporen behorende tot een wegtracé (karrensporen en greppels). Hoewel er in deze sporen geen vondstmateriaal werd aangetroffen, is het op basis van archeologische kennis uit opgravingen in de omgeving van Roksem aannemelijk dat de weg te dateren is in de Romeinse periode.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn met de metaaldetector vijf metaalvondsten gevonden. De meeste vondsten zijn te relateren aan militaire aanwezigheid.
Sommige waargenomen greppels worden weergegeven op de Popp-kaart en komen goed overeen met de afgebeelde perceelsgrenzen. Aangenomen mag worden dat deze greppels alle dateren in de nieuwe tijd.
Auteurs: Bakx, Ron
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: BAAC Vlaanderen bvba