Het proefsleuvenonderzoek leverde in totaal 26 sporen op, waarvan het grootse deel duidelijk te linken is aan de historisch gekende bewoning langsheen de Krabbenijkstraat. Vooral enkele 16de- & 18de-eeuwse kuilen zijn het directe gevolg van activiteiten op het achtererf van deze bewoning. De greppels en grachten die in de zuidelijke zone werden aangetroffen, betreffen sporen die voornamelijk gelinkt kunnen worden historische landinrichting, die terug te vinden is op historisch kaartmateriaal (Villaretkaart, Atlas der Buurtwegen).
Algemeen kan gesteld worden dat de grachten dateren uit de nieuwe tijd of de late middeleeuwen. Ook in het centrale en noordelijke deel van het projectgebied komen nog enkele greppels en kuilen voor, deze zijn op basis van hun vulling en het sporadische vondstmateriaal te dateren in de late middeleeuwen-nieuwe tijd. In de centrale en noordelijke zone komen opvallend minder sporen voor, wat vermoedelijk te maken heeft met het gebruik van deze gronden als landbouwgrond. Er bevindt zich een concentratie van sporen in het noordelijk deel van het onderzoeksgebied, deze sporen kunnen op basis van hun ligging aan een oude perceelsgrens gelinkt worden (late middeleeuwen-nieuwe tijd).

Tot slot werden ook enkele ongedateerde sporen aangetroffen, waarvan de dubbele greppel S18 en S26 het opmerkelijkst zijn. Deze greppels worden oversneden door de recentere greppels S19 en S20.