waarneming

WZC De Lichtervelde

archeologisch element
ID
987730
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/987730

Beschrijving

Vroege ijzertijd

De oudste opgegraven sporen dateren in de vroege ijzertijd en het gaat om sporen die zowel in verband staan met bewoning als met begraving. In totaal werden er met zekerheid zeven spiekers opgegraven, mogelijks negen. De datering in de vroege ijzertijd werd bevestigd door een drietal 14C-dateringen. Uit deze periode kon geen hoofdgebouw herkend worden in de clusters paalsporen die verspreid over het opgravingsvlak voorkwamen. 

Er zijn ook enkele sporen opgegraven die eerder in een funeraire sfeer geïnterpreteerd moeten worden. In totaal werden zeer dicht bij elkaar een drietal beenderpakgraven geregistreerd. De graven behoren toe aan twee volwassen individuen en één tiener. Eén van de volwassenen was een vrouw van 30 tot 60 jaar oud, tussen deze crematieresten werden kruimels versinterd blauw glas aangetroffen, misschien afkomstig van een armband of kraaltje(s).

Nog in deze funeraire of zelfs eerder rituele sfeer horen de restanten van een enclos thuis: een rechthoekige gracht met daarin twee tegenover elkaar liggende onderbrekingen. Het doet erg denken aan de grafenclosures die in de Gallo-Romeinse periode voorkomen in de ruimere regio, en die hun oorsprong al in de ijzertijd kennen. De absolute 14C-datering gaf aan dat dit in de 8ste tot 4de eeuw v. Chr. gedateerd dient te worden, terwijl een klein fragmentje aardewerk eerder een Romeinse datering doet vermoeden. Er werd geen graf aangetroffen binnenin dit enclos.

Metaaltijden - Romeinse periode

Centraal doorkruiste een gracht het hele terrein. Hoewel deze parallel loopt aan de percellering die nog op 19de-eeuws kaartmateriaal wordt afgebeeld, lijkt deze toch een veel oudere oorsprong te hebben. Op basis van het aardewerk kan deze algemeen in de metaaltijden geplaatst worden, tot Romeinse periode. De gracht vertoont samenhang met een aantal watervoerende structuren uit de Romeinse periode, zie infra. Of de gracht louter functioneerde erfafbakening, of ook van belang was wat af- of aanvoer van water betrof, kon niet achterhaald worden.

Romeinse periode

Zoals net aangehaald werd, zijn er uit de Romeinse periode drie waterputten en een drenkkuil opgegraven. Ze werden gedateerd aan de hand van het vondstmateriaal dat zich in de vulling bevond. In één van de waterputten werd heel wat bouwpuin aangetroffen onder de vorm van tegulae, imbrices en Doornikse kalksteen. Een bijzondere vondst was het halffabricaat van een houten kom die in de diepste waterput gevonden werd. Twee van de waterputten en de drenkkuil werden op en in elkaar uitgegraven, waarbij de drenkkuil aansloot op de gracht. Uit de pollenanalyse kon een beeld geschetst worden van de evolutie van de vegetatie doorheen de Romeinse periode. In de tijd dat de drenkkuil volop in gebruik was, bleek de site uit een vochtig, kruidenrijk grasland te bestaan met wat elzenbroekbos en gemengd (eiken)loofbos in de omgeving. Op de site, maar niet direct naast de drenkkuil, werd gerst/tarwe en rogge verwerkt. De pollen uit de waterput die in de drenkkuil uitgegraven was, vertelt een ander verhaal. Op dat moment werd een deel van het open grasland in de buurt van de site overgenomen door opschietend bos met berken en eiken. De bosrand kwam als het ware dichterbij de site. De site zelf bleef in gebruik en men bleefgraan verwerken, maar dit gebeurde mogelijk in een ander deel van de nederzetting, verder weg van de drenkkuil en waterput. Waar in de Romeinse tijd zich exact de bewoning bevond, kon niet bepaald worden. Er werd namelijk nergens een hoofdgebouw gevonden. Wel werd een klein bijgebouw geattesteerd, en een dubbele geschrankte palenrij die ofwel van een erfafbakening afkomstig is, of die misschien nog een tweetal bijgebouwen vertegenwoordigde. 

Verspreid over het opgravingsvlak werden zeven kuilen opgegraven die als restanten van een brandrestengraf werden geïnterpreteerd. Slechts één ervan bevatte vondsten die duidelijk wezen op een Romeinse datering, namelijk door een bodemfragment van een niet nader te bepalen terra sigilata vorm. Wanneer er genoeg gecremeerd botmateriaal ingezameld kon worden, werd hierop verder onderzoek gedaan. Voor twee van deze graven kon hieruit kon worden afgeleid dat deze toebehoorden aan een volwassen individu en aan een individu met een minimale leeftijd van 10 jaar.

Tweede Wereldoorlog

Naast deze sporen uit de ijzertijd en Romeinse periode werd ook een veel jonger spoor opgegraven, namelijk dat van een loopgraaf. De loopgraaf werd wellicht aangelegd door Belgische troepen aan het begin van WO II, om deel uit te maken van de verdedigingsgordel tussen Schelde en Leie ten zuiden van Gent, maar werd waarschijnlijk snel opgegeven.


Auteurs: Meylemans, Erwin; Van de Vijver, Mieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Raap België bvba

Metaaltijden - Romeinse tijd

Datering: metaaltijden, Romeinse tijd
Typologie: grachten (infrastructuur)
Gebeurtenis:

Romeinse periode

Datering: Romeinse tijd
Typologie: bouwmaterialen, brandrestengraven, drenkplaatsen, gebouwplattegronden, paalkuilen, waterputten
Materiaal: aardewerk, bot (menselijk), Doornikse kalksteen, hout, plantaardig materiaal, samengesteld bouwmateriaal
Gebeurtenis:

Tweede Wereldoorlog

Datering: WO II
Typologie: linies, loopgraven
Thema: Erfgoed Tweede Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Vroege ijzertijd

Datering: vroege ijzertijd
Typologie: beenderpakgraven, grachten (infrastructuur), paalkuilen, paalsporen, sieraden, spijkers
Materiaal: aardewerk, bot (menselijk), glas
Gebeurtenis:

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: WZC De Lichtervelde [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/987730 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.