De landschappelijke boringen die werden uitgevoerd binnen de drie deelgebieden tonen aan dat de bodem ter hoogte van de drie terreinen deels geroerd zijn door diepploegen. Lokaal zijn er zones waar een restant van een B-horizont bewaard is gebleven, ook aangetast door diepploegen. Gezien de originele bodemopbouw op de meeste plaatsen deels of volledig aangetast is wordt het potentieel voor prehistorische artefactensites ter hoogte van het onderzoeksgebied laag ingeschat.

De aangetroffen sporen binnen de drie deelgebieden houden, gecombineerd met de aangetroffen verstoringen, weinig potentieel tot kenniswinst in, omdat al de sporen van recente aard zijn of recente verstoringen zijn, op één spoor na, een brede gracht uit de nieuwe tijd, die een scheiding tussen twee percelen is. Binnen de drie deelgebieden van het onderzoeksgebied werd er geen enkele vondst aangetroffen. De algemeen lage densiteit aan sporen en de recente datering van de sporen maakt dat de kans op kennisvermeerdering gering is.