De uitgevoerde landschappelijke boringen tonen aan dat de antropogene verstoring zich binnen het plangebied beperkt tot zo’n 0,25m, maar dat hieronder een mogelijke (plaggen)ophoging plaatsvond. De kans op het aantreffen van bewaarde in situ vindplaatsen van steentijd vondstenconcentraties wordt voor dit projectgebied als laag ingeschat. Er werd een profielontwikkeling vastgesteld in de uitgevoerde boringen in de vorm van een B-horizont onder het A-pakket. Deze laag is echter slecht uitgesproken en slechts gefragmenteerd bewaard. Een uitlogingshorizont (E-horizont) bleef niet bewaard. Verder zijn er ook geen aanwijzingen voor begraven, goed bewaarde loopniveaus teruggevonden.
Met het proefsleuvenonderzoek werden enkel archeologische sporen uit de meer recente periodes aangetroffen. Het gaat om sporen die getuigen van afbraakactiviteiten van de villa of voorgaande bebouwing en enkele grachten die niet ouder zijn dan nieuwe/nieuwste tijden. Dit proefsleuvenonderzoek leverde bijgevolg geen relevante archeologische sporen op.
Auteurs: Hoorne, Johan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: De Logi & Hoorne bvba