Het landschappelijk booronderzoek werd enkel uitgevoerd ter hoogte van het terrein voor grondverbetering en de buffergracht. Ter hoogte van het terrein voor grondverbetering werd een matige bodembewaring vastgesteld met bodemopbouw Ap-C en Ap-AC-C. Ter hoogte van de buffergracht werd eveneens een matige bodembewaring vastgesteld waarbij in meerdere boringen indicaties waren voor het voorkomen van een podzolbodem die evenwel niet intact was, waardoor het verwachte potentieel voor steentijdartefactensites in situ zeer laag is.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden 6 archeologische sporen aangetroffen. Enkel spoor 2 kon gedetermineerd worden als perceelsgracht die waarschijnlijk in de eerste helft van de 19de eeuw werd aangelegd. De overige sporen konden niet met zekerheid gedateerd en gedetermineerd worden, maar waarschijnlijk gaat het om grachten of karrensporen en paalkuilen. Er werden geen vondsten gedaan binnen het onderzoeksgebied.
Het terrein bevat veelvuldige en grote natuurlijke sporen alsook diepe ploegsporen en recente afvalputten. De toplaag binnen het onderzoeksgebied is een ploeglaag. Hieronder is de natuurlijke bodem aanwezig waardoor de relatieve afwezigheid van archeologisch sporen en artefacten verklaard kan worden door een afwezigheid van menselijke activiteit in het verleden. Er wordt aangenomen dat het terrein sinds ten laatste de late 18de eeuw in gebruik is als weidegrond.