Het landschappelijk booronderzoek heeft uitgewezen dat de bodem direct onder de bouwvoor zo goed als intact bewaard is gebleven in het centrale deel van de onderzoekzone tussen boorlocatie 4 en 7, deels overlappend met het Aca1-bodemtype en deels met het Acp(c)-bodemtype. Tussen de bouwvoor en het moedermateriaal is hier een (restant) textuur B-horizont vastgesteld, al vanaf een diepte van ca. 35 à 40cm-mv. Elders is er sprake van een matig geërodeerd profiel (hogerop richting de Huttestraat) en een deels antropogeen verstoord profiel (nabij de Terkammenstraat). Hierdoor is de kans op bewaring van een steentijd artefactensite ter hoogte van het centrale deel van het onderzoeksgebied reëel.
Alle verkennende archeologische boringen uitgevoerd in het centrale deel van de onderzoekzone waar de bodemopbouw volgens het voorafgaand landschappelijk booronderzoek voldoende gunstig bleek, bleken negatief voor steentijd artefactenconcentraties. De zeeresidu’s bevatten evenmin indicatoren voor sporensites zoals aardewerkconcentraties.
Het daaropvolgend proefsleuvenonderzoek heeft dan ook duidelijk gemaakt dat het aanlegvlak geen archeologische sporen vertoonde en dit in elke werkput. Er werden slechts 2 losse vondsten type aardewerkfragmenten aangetroffen, uit context en verspreid over 2 werkputten.