is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 12849
Deze aanduiding is geldig sinds
Op basis van het landschappelijk booronderzoek is gebleken dat er geen sprake is van een goed ontwikkelde B-horizont of paleobodem. Hierdoor worden geen in situ bewaarde steentijdvindplaatsen meer verwacht.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden twee gelijkaardige greppels aangetroffen met een west-oost oriëntatie. Op basis van de historische kaarten kon achterhaald worden dat één van deze greppels pal naast een toenmalige voetweg is gelegen. Met die reden worden beide greppels geïnterpreteerd als perceelgreppels. Verder werden er eveneens enkele kuilen aangetroffen die gekenmerkt worden door hun lichtgrijze vulling. De meest duidelijke sporen werden gecoupeerd. Twee van deze sporen kenden een rechthoekige aflijning. De overige sporen kennen een eerder komvormige aflijning. In één van deze sporen werd een scherf in industrieel wit aardewerk aangetroffen. Met die reden worden deze sporen eveneens gedateerd in de Nieuwe Tijd. De aangetroffen sporen kunnen niet gerelateerd worden aan een structuur. Bovenbeschreven sporen bevinden zich allen in het (uiterst) noordwestelijke deel van het plangebied. Verder bleek de bodem binnen grote delen van het plangebied (fase 1) verstoord te zijn.
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd er een hoog archeologisch potentieel toegeschreven voor sites vanaf de steentijd tot en met de middeleeuwen. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek konden deze archeologische verwachting (althans voor fase 1 binnen het plangebied) herleiden naar eerder laag. Met die reden kent de zone waarbinnen fase 1 valt een eerder laag potentieel tot het bekomen van kenniswinst.
Auteurs: Pepermans, Jeska
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Indar