Naar aanleiding van de realisatie van een verkaveling werd er een landschappelijk bodemonderzoek, een verkennend archeologisch booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.

Uit het landschappelijk bodemonderzoek blijkt dat er twee pedogenetische zones aanwezig zijn ter hoogte van het projectgebied. Er is een centrale zone met een goed bewaarde podzolbodem. Ten noorden en ten zuiden hiervan zijn er A/C-profielen met een dikke antropogene Ap-horizont aanwezig. Enige uitzondering is boring 4 die te midden van de noordelijke A/C-profielen ook een podzolprofiel vertoonde. Mogelijk is hier de paleobodem slechts lokaal bewaard. De tertiaire C-horizont (Formatie van Diest) werd veelal enkel aangeboord bij de podzolprofielen. Gezien de goed bewaarde paleobodem (podzol) centraal op het terrein bestaat de kans eventuele steentijdartefactensites aan te treffen.

Het verkennend archeologisch booronderzoek leverde echter geen eco- of steentijdartefacten op die wijzen op het voorkomen van een artefactenvindplaats uit de steentijd. De afwezigheid van een Steentijd artefactensite kan bijgevolg voldoende worden aangetoond.

Er werden geen relevante archeologische sporen vastgesteld tijdens het proefsleuvenonderzoek. Er werden louter sporen vastgesteld die te linken zijn aan landinrichting uit de nieuwste tijd. Het kijkvenster dat centraal op het terrein werd aangelegd op de locatie waar er een goede bodembewaring was (paleobodem), leverde ook geen archeologisch relevante sporen op.