is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 14319
Deze aanduiding is geldig sinds
Naar aanleiding van de realisatie van een verkaveling en aanleg wegenis, werd er een landschappelijk bodemonderzoek en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.
Tijdens het landschappelijk booronderzoek werd vastgesteld dat binnen het volledige projectgebied een lemige zandbodem voorkwam. In 7 van de 8 boringen werd een AC profiel aangetroffen. De Ap horizont is donkerbruin en 60 tot 80 cm dik. Hieronder ligt de geel- of witbruine C horizont. In één boring werd tussen de Ap en de C horizonten een ca. 10 cm dikke AB overgangshorizont aangetroffen. Deze horizont is oranjebruin met bruine vlekken. Dit wijst erop dat er binnen het projectgebied oorspronkelijk een B horizont aanwezig was, maar dat deze is opgenomen in de A horizont. Aangezien de oorspronkelijke B horizont werd opgenomen in de A horizont is de kans op het aantreffen van een intacte steentijd artefactensite minimaal.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden 3 sporen aangetroffen die behoren tot 2 aparte afwateringsgreppels. Sporen s1en s2 werden respectievelijk aangetroffen in het noorden van werkput 1 en werkput 2. Beide greppels hebben ruwweg een noordoost-zuidwest gerichte oriëntatie. Vermoedelijk maken beide sporen deel uit van dezelfde greppel. Spoor s3 ligt in het zuidelijke deel van werkput 4 en heeft ruwweg een noord-zuid oriëntatie. De drie sporen hebben een gelijkaardige bruine kleur en zijn duidelijk afgelijnd, zowel in het vlak als in de coupe. Op basis van deze vaststellingen is het waarschijnlijk dat de sporen uit eenzelfde periode dateren en vermoedelijk van vrij recente datum zijn. In spoor s3 werd een scherf steengoed aangetroffen. De drie sporen kunnen waarschijnlijk in de nieuwe tijd worden gedateerd.
Auteurs: Claesen, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARCHEBO bvba