Tijdens het landschappelijk booronderzoek is vastgesteld dat er in de zone van de buffergracht de ijzer-B-horizont aanwezig is in boringen 2, 5, 7 en 8. Ter hoogte van boorpunt 8 tekent de B-horizont zich dieper af onder een dik opgehoogd pakket. In de zone voor grondverbetering is de ijzer-B-horizont in alle boorpunten waargenomen. In het deelgebied voor grondverbetering is er dus sprake van een volledig intacte natuurlijke bodemopbouw waardoor er nog resten van steentijd artefactensites kunnen verwacht worden. Dergelijke resten kunnen ook verwacht worden in het deelgebied van de buffergracht omwille van de gunstige landschappelijke ligging en de zandige sedimenten.

Tijdens het verkennend archeologisch booronderzoek werden in beide deelgebieden echter geen indicatoren aangetroffen voor de aanwezigheid van een steentijdartefactensite.

Na de uitvoering van zowel het landschappelijk booronderzoek als het verkennende archeologisch booronderzoek werd beslist de geplande bodemverbeterende werkzaamheden niet meer uit te voeren. Binnen dit deel van het plangebied worden dan ook geen bodemverstorende werkzaamheden uitgevoerd. Op basis van deze beslissing, werd besloten om het proefsleuvenonderzoek binnen deze zone dan ook niet verder uit te voeren. Tijdens dit proefsleuvenonderzoek werden geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Verder werden eveneens geen recente bodemverstoringen aangetroffen.