Binnen het plangebied werd naar aanleiding van een omgevingsvergunning voor de sloop van de huidige bebouwing en de bouw van twee nieuwe appartementsgebouwen een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.
Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw werd eerst een landschappelijk bodemonderzoek uitgevoerd. Het terrein werd onderzocht door middel van 5 landschappelijke boringen. Op basis van de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek, bleek de kans op het aantreffen van nog goed bewaarde steentijd sites klein. De aanwezigheid van sporensites kon echter nog niet uitgesloten worden. Het terrein werd daarom onderzocht door middel van een proefsleuvenonderzoek.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden in de noordelijke zone van het plangebied 78 antropogene sporen opgetekend. Het gaat om kuilen, paalkuilen en greppels. Ter hoogte van werkput 1 werd een structuur vastgesteld die op basis van de typologie mogelijk te dateren is in de volle middeleeuwen. Het vondstmateriaal bestaat twee wandscherven grijs gedraaid aardewerk. Waarschijnlijk zijn de scherven afkomstig van een kogelpot.
In de zuidelijke zone van het plangebied, ter hoogte van de voormalige bebouwing, kon geen onderzoek uitgevoerd worden door de aanwezigheid van vervuiling. Aangezien de verwachting is dat de vastgestelde site nog in deze zone doorloopt, zal na sanering van de zuidelijke zone, het volledige plangebied verder onderzocht worden.
Auteurs: Hertoghs, Sarah
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)