is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 12759
Deze aanduiding is geldig sinds
Het onderzoeksgebied is op te splitsen in drie deelzones.
Uit het landschappelijk booronderzoek bleek dat de bodem in deelgebied 1 & 2 hoofdzakelijk bestaat uit een A/C bodemopbouw, waarbij sommige delen van het plangebied (deels) verstoord lijken te zijn. Enkel in deelgebied 3 vertoonde de bodem een B-horizont. Om die reden bestaat in deelzone 3 de kans op het aantreffen van intacte steentijdvindplaatsen.
Uit het verkennend archeologisch booronderzoek bleek dat de eerder geïnterpreteerde B-horizont eerder aanzien kan worden als een Ap2-horizont. Zo werd over de gehele oppervlakte van zone 3 van het plangebied een A,C- bodemprofiel aangetroffen. Zowel in de A-horizont (Ap1 en Ap2) alsook in de C-horizont werden geen vuursteen- en/of andere archeologische artefacten aangetroffen. Op basis van deze resultaten kan de vooropgestelde hoge verwachting voor het aantreffen van een in situ bewaarde steentijd artefactsite dan ook herleid worden naar eerder laag tot zelfs nihil.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek konden enkel zones 2 en 3 onderzocht worden.
Er werden tijdens het proefsleuvenonderzoek 18 sporen aangetroffen. Deze sporen werden allen geregistreerd in zone 3. In zone 2 werden enkel een recente greppel en een recente kuil aangetroffen. De sporen betreffen enkele ondiepe/natuurlijke kuilen, paalkuilen, greppels en een waterput/-kuil. Naast deze sporen werden in zone 3 nog enkele verstoringen aangesneden, alsook een rij van recente paalkuilen die toebehoren tot een toenmalige (weide)afsluiting.
In het oostelijke deel van werkput 6 werden vier paalkuilen aangetroffen. Op basis van het proefsleuvenonderzoek is het echter niet duidelijk of de sporen al dan niet toebehoren tot een gebouwplattegrond. Wel worden de paalkuilen omgeven door een vermoedelijke huisgreppel. In de paalkuilen werd geen materiaal aangetroffen. Op basis van de gevlekte vulling is een datering in de (volle) middeleeuwen aannemelijk. Naast de mogelijke huisgreppel werden nog vijf andere greppels aangetroffen met een verschillende oriëntatie. Verder werd er ook een waterput/-kuil aan het licht gebracht. De datering van deze sporen is onduidelijk. Enkel uit greppel S10 werd een klein scherfje grijs aardewerk gerecupereerd. De sporen in het noordelijke deel van zone 3 bleken enerzijds ondiepe kuilen die in verband te brengen zijn met de Ap-horizont en anderzijds natuurlijke sporen.
Het proefsleuvenonderzoek leverde 18 sporen op, waarvan 12 archeologisch relevant. Het gaat daarbij om bewoningssporen in de vorm van paalkuilen, greppels en een waterput/-kuil. De sporen kunnen voorlopig gedateerd worden in de (volle) middeleeuwen. Gezien de aard en datering van de sporen is er een hoog potentieel op kennisvermeerdering. In zone 2, alsook in het noordelijke deel van zone 3 werden geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Ook is het zuidwestelijke deel van zone 3 zwaar verstoord.
Tijdens de vlakdekkende opgraving van de noordelijke zone (zone 3) werden 50 antropogene sporen aangetroffen uit de ijzertijd, late middeleeuwen en nieuwe tijd.
Vier mogelijke paalkuilen kunnen op basis van het handgevormd aardewerk gedateerd worden in de ijzertijd. Het is daarbij niet duidelijk of zij tot een structuur gerekend moeten worden. Het gevonden aardewerk uit de sporen betreft in totaal vier handgevormde wandscherfjes in enerzijds een grijs, oxiderend gebakken baksel en anderzijds een oranje oxiderend/reducerend gebakken baksel.
Daarnaast werd een deel van een landelijke site voor het houden van vee (vermoedelijk varkens) uit de late middeleeuwen opgegraven. Centraal in het onderzoeksgebied werd een structuur aangetroffen die als veekraal voor het houden van vee wordt geïnterpreteerd. De structuur wordt gevormd door 14 paalkuilen, ovaal tot rechthoekig van vorm met een duidelijke aftekening t.o.v. de moederbodem. De structuur zelf is ongeveer 10 op 7 m groot en vertoont alleen aan de noordelijke en westelijke zijde paalkuilen. Vermoedelijk had de structuur dus geen wand in de zuidelijke en oostelijke zijde. Een bijkomende aanwijzing voor de interpretatie als veekraal is het voorkomen van dierlijk botmateriaal van varkens in twee paalkuilen van de structuur en in enkele kuilen in de onmiddellijke nabijheid ervan. Uit een paalkuil van de structuur werd een half kruikje gevonden dat uit einde 13de tot begin 14de eeuw dateert. Op basis hiervan kan de veekraal in de late middeleeuwen geplaatst worden. Ten zuiden van de structuur werd een vrij ondiepe waterkuil zonder houten beschoeiing in aangesneden, vermoedelijk niet voor menselijke consumptie maar als watervoorziening voor vee.
Na het verdwijnen van de veekraal wordt het terrein vermoedelijk gebruikt als landbouwgrond (wei- of akkerland). Aanwijzingen hiervoor zijn de perceelsgreppels die werden aangetroffen op het terrein. Deze greppels komen echter niet overeen met perceelsindelingen die te zien zijn op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1840). Vermoedelijk zijn ze dus ouder en eerder ergens in de periode 16de-18de eeuw te situeren. Directe aanwijzingen voor deze datering zijn er evenwel niet, maar kan gesteld worden op basis van de losse, gevlekte inhoud van de sporen.
Auteurs: Bouckaert, Kevin; Van Gils, Marijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Indar