is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 12871
Deze aanduiding is geldig sinds
Het landschappelijk booronderzoek toonde aan dat binnen het plangebied voornamelijk matig droge lichte zandleembodems met Ap1 (- Ap2) – C profiel voorkomen. Slechts in een boring werden indicaties van een Ah-horizont waargenomen. Het grootste deel van de originele bodemopbouw werd echter gehomogeniseerd in de bouwvoor. De kans op het aantreffen van in situ bewaarde steentijd artefactensites kan dan ook zeer laag worden ingeschat. In 26 boringen werden indicaties van bodemverstoringen aangeboord. De verstoorde profielen bevinden zich grotendeels rondom de voormalig bebouwde zones in het westelijke en centraal zuidelijke deel van het terrein, en in de tuin van de te behouden villa in het noordoostelijke deel van het plangebied. Gezien de kans zeer klein is dat in deze zones nog archeologische sites bewaard zijn, kunnen ze worden uitgesloten voor verder proefsleuvenonderzoek.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek kwamen 33 archeologische sporen aan het licht, waarvan het merendeel als gracht of greppel te omschrijven is. Een deel van de aangetroffen grachten en greppels komt overeen met de perceelsgrenzen die worden aangegeven op de Atlas der Buurtwegen en zijn aldus te dateren in de 19de eeuw. Ook de overige grachten en greppels lijken een veeleer beperkte ouderdom te kennen. Verder werden binnen het plangebied twee mogelijke kuilen met onbepaalde functie en datering en een drietal bomputten teruggevonden. Het meest relevant is echter de vondst van vijf houtskoolmeilers. Deze kennen alle een rechthoekige vorm en zijn tussen de 1,9 bij 1,2m en 3,3m bij 1,5m groot. Geen van de meilers bevatte vondstmateriaal, waardoor de datering vooralsnog onzeker is. Houtskoolmeilers zijn echter gekende archeologische fenomenen die voornamelijk in de Romeinse periode tot volle middeleeuwen geplaatst kunnen worden. Het zijn kuilen die gebruikt werden voor de productie van houtskool, waardoor verondersteld kan worden dat ze voorkwamen in een bosrijke omgeving, in de directe nabijheid van de benodigde grondstof: hout. Verder natuurwetenschappelijk onderzoek dient een licht te werpen op de precieze datering en de houtskoolsamenstelling van de sporen.
Auteurs: Acke, Bert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Acke & Bracke bvba
Beschrijving:
De aangetroffen sporen kunnen op basis van typologie en houtskoolsamenstelling geïnterpreteerd worden als houtskoolmeilers. De 14C-dateringen geven aan dat de sporen wellicht kaderen in een langere periode van houtskoolproductie in de omgeving gedurende de vroeg-Romeinse periode (mogelijk nog late ijzertijd) tot midden-Romeinse periode. De sporen getuigen van off-site activiteiten, wellicht gesitueerd in een bosrijk gebied, waar het hout ontgonnen kon worden en ter plekke kon worden verbrand tot houtskool. Het hout voor deze productie, hoofdzakelijk eik, werd duidelijk geselecteerd op basis van zijn gunstige brandeigenschappen. De aanwezigheid een paar fragmenten van appelachtige en els kan vanwege de geringe hoeveelheid niet als intentioneel beschouwd worden.
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Rijkstraat-Breestraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/988244 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.