Tijdens het vooronderzoek met ingreep in de bodem zijn antropogene sporen aangetroffen die terug te brengen zijn tot een drietal greppels en zestien (paal-)kuilen. Binnen werkput 1 kon tijdens het proefsleuvenonderzoek een vierpalige spieker worden herkend. In één van de paalkuilen van deze spieker werden twee scherven in handgevormd aardewerk aangetroffen. Hiermee kunnen de sporen waarschijnlijk in de (vroege-)middeleeuwen worden gedateerd. Verder werden eveneens een aantal sporen aangetroffen met een gelijkaardige donker grijze vulling als die van de spieker. Deze sporen zijn waarschijnlijk eveneens te dateren in de (vroege-)middeleeuwen. Verder werden eveneens enkele greppels en kuilen aangetroffen die gekenmerkt worden door een eerder donker bruine (humusrijke) vulling. Op basis van de vulling kunnen deze sporen mogelijk in de late- of post-middeleeuwen worden gedateerd.

Na het verder onderzoek tijdens de opgraving van de paalsporen die tot de vermoede spieker behoren, blijkt het toch om relatief stevige paalkuilen te gaan, waardoor het mogelijk eerder om een hooiberg gaat dan om een spieker. In de sporen werden drie handgevormde scherven teruggevonden die de structuur in de ijzertijd lijken te plaatsen in plaats van de middeleeuwen. De 14C-analyse van twee houtskoolstalen uit de sporen lijkt deze datering ook te bevestigen. De gekalibreerde datering levert namelijk een situering op tussen 380 en 150 vóór Chr., wat een datering geeft op de overgang tussen de midden en de late ijzertijd.

Twee andere paalkuilen kunnen op basis van hun (uitgeloogde) inhoud mogelijk ook in de ijzertijd gedateerd worden. In deze paalkuilen werd echter geen dateerbaar vondstmateriaal aangetroffen dat dit kan bevestigen. Wel leverde één van de twee paalkuilen acht natuurstenen op van verschillende soorten, maar van onduidelijke betekenis.

Naast de structuur en de paalkuilen uit de ijzertijd komen verspreid over het terrein verschillende kleinere paalkuilen voor met vrij een homogeen, humusrijke donkerbruine vulling en anderzijds een donkerbruin en lichtbruin gevlekte vulling. De meeste zijn eerder rechthoekig van vorm en zijn zeer scherp afgelijnd. Op basis van het uitzicht, de vorm en de vulling van deze paalkuilen zijn ze vermoedelijk in de late/post-middeleeuwse periode te situeren. Vondstmateriaal werd er evenwel niet in aangetroffen. Daarnaast werden drie greppels aan het licht gebracht die op basis van het vondstmateriaal dat erin aangetroffen werd eveneens in de late/post-middeleeuwse periode te dateren zijn. In de greppels werd namelijk Maaslands aardewerk, grijsbakkend aardewerk, roodbakkend aardewerk en steengoed teruggevonden. Tussen de paalkuilen en greppels werden in totaal 8 sporen teruggevonden die niet verder te determineren zijn als ‘kuil’. De betekenis en functie van deze kuilen is onduidelijk. De kuilen zijn op basis van de vulling wellicht ook in de late/post-middeleeuwse periode te plaatsen.