Op basis van de bodemkundige observaties is duidelijk dat de bodemopbouw werd afgetopt en verstoord. De vier boringen tonen een respectievelijke verstoringsdiepte van 0,35 m-Mv, 0,39 m-Mv, 0,25 m-Mv en 0,50 m-Mv. Er werd enkel bij de boringen B3 en B4 een Aan- en Chorizonten (met potentiële colluviale herkomst) bodemopbouw vastgesteld. De aanwezige natuurlijke sedimenten tonen een sterk gereduceerd patroon, mogelijks te wijten aan de bestaande verharding. De site bevindt zich aan de rand van een heuvelkam aan de noodoostelijk rand van de Molenbeek, een zijrivier van de Zenne. De aanwezige afzettingen behoren tot het Midden en Laat Weichseliaan. Gezien hun positie vlak aan de top van een helling kunnen de sedimenten sporen van post- depositionele herwerking aantonen. Deze bevindingen laten toe de ontwikkeling en bewaringskans van een in-situ steentijdsite als laag te beschouwen.
Het archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem bracht geen archeologische sporen of vondsten aan het licht. De geplande werken gaan ook niet dieper dan de reeds bestaande verstoring van de bodem. Bijgevolg zou een verder archeologisch onderzoek niet leiden tot kennisvermeerdering.