is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 12877
Deze aanduiding is geldig sinds
Tijdens dit onderzoek werden er bewonings- of nederzettingssporen aangetroffen die in de midden-Romeinse tijd gedateerd kunnen worden. Twee paalkuilen zijn wellicht toe te schrijven aan een gebouwplattegrond van het Alpen-Ekerentype. Net ten zuidwesten van de vermoedelijke gebouwplattegrond werd een brandkuil aangetroffen. In deze brandkuil werden twee kommetjes met een gebogen wand en een hoge voet van het Dragendorff 40-type teruggevonden. Dergelijk type komt voor vanaf 100, maar vooral vanaf 150 n. Chr. Deze datering komt bovendien vrij goed
overeen met het bekomen resultaat van het houtskoolstaal. Op basis van dit staal is het spoor namelijk te datering tussen 120 en 240 n. Chr. (95,4%). Met 56,1% is de datering tussen 150 en 220 n. Chr. te situeren.
In het noordoostelijke deel van het onderzoeksgebied werd een onregelmatig spoor aan het licht gebracht (S1 en S13). De interpretatie van deze grote, onregelmatig kuil is vrij onduidelijk. Mogelijk gaat het om een extractiekuil die in functie van leemwinning moet gezien worden. Een aanwijzing hiervan is de omvang, de diepte en de steile wanden. De kuil is zo diep uitgegraven om de gele/kalkrijke leem te kunnen winnen, wellicht omwille van de betere kwaliteit. Op de kalkrijke leem groeit immers minder snel begroeiing. De leem werd mogelijk gebruikt voor o.a. het optrekken van landelijke (vakwerk)huizen (gebouw H1?).
Naast het aardewerk werd Romeins bouwmateriaal, natuursteen, metalen objecten en metaalslakken gerecupereerd. In totaal werden er 34 fragmenten van bouwceramiek gerecupereerd. Het betreft daarbij voornamelijk fragmenten van Romeinse dakpannen (vnl. tegulae en één imbrex).
Onder de natuurstenen werden twee fragmentjes in tefriet aan het licht gebracht die wellicht afkomstig zijn van een maalsteen (i.f.v. graanverwerking). In de sporen werden drie metaalvondsten aangetroffen. Het betreft daarbij twee nagels en een niet nader te determineren object. Bij de metaal- of ijzerslakken gaat het in alle gevallen om smeedslakken die erop wijzen dat in de directe omgeving ijzer gesmeed en/of bewerkt werd.
Er werden ook nog 12 andere sporen aangetroffen waarvan de betekenis of functie onduidelijk is. Deze sporen kunnen niet verder gedefinieerd worden als ‘kuil’. De meeste kuilen zijn vrij ondiep (tot ca. 10 cm diep) bewaard gebleven. Een aantal kuilen hiervan bevatten vrij veel vondstmateriaal en kunnen mogelijk (secundair) gebruikt zijn als afvalkuil. In één kuil werden drie scherven teruggevonden die wellicht toebehoren tot eenzelfde individu die vermoedelijk kunnen toegeschreven worden aan een bord van het type Dragendorff 18/31. Dit type wordt gedateerd tussen ca. 110 en 140 n. Chr.
Op basis van het aardewerk kunnen de meeste sporen in de (midden-)Romeinse periode gedateerd worden. Er werd één greppel aangesneden dat op basis van de inhoud (geel en lichtbruine leem) wellicht niet ouder is dan de post-middeleeuwse periode. In de sporen werd er o.a.: Romeins handgevormd aardewerk (zowel ruw- als gladwandig), oxiderend gebakken Lowlands Ware, Terra Sigillata, Belgische of Gallo-Belgische waar, grijs Lowlands Ware, een deksel in een oranje-beige baksel, witbakkend aardewerk, geverfd aardewerk, een rand van een dolium en een oor van een amfoor teruggevonden.
Auteurs: Bouckaert, Kevin
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Indar
Is deel van
N253 Nijvelsebaan (Deelgebied 1)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Nijvelsebaan (deelgebied I) [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/988417 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.