omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15379
Deze aanduiding is geldig sinds
omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15613
Deze aanduiding is geldig sinds
omvat de aanduiding als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 15616
Deze aanduiding is geldig sinds
De bodemhorizonten die tijdens het landschappelijk booronderzoek werden aangetroffen, zijn een A-, E-, B-,B/C- en C-horizont. Zowel de B-horizont als de top C-horizont vertegenwoordigen relevante archeologische niveaus. De B-horizont is de horizont waarin intacte steentijdvindplaatsen gesitueerd kunnen zijn. De top van de C-horizont is de plaats waar sporensites zich het duidelijkst aftekenen.
Vier boringen vertoonden een A/C-profiel, en er werd in drie boringen een paleobodem aangetroffen. Een van deze boringen waarin een paleobodem werd aangetroffen (boring 2), situeert zich afzonderlijk van de andere twee boringen (10 en 11), welke wel bij elkaar gelegen waren.
Tijdens het verkennend archeologisch booronderzoek zijn geen archeologisch relevante vondsten aangetroffen. Het potentieel op kenniswinst met betrekking tot steentijdvindplaatsen is bijgevolg nihil.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek binnen fase 1 van het onderzoeksgebied werden acht spoornummers uitgedeeld. Vier van deze sporen werden aangetroffen binnen het noordelijke deel van het plangebied. Op basis van de coupes kon geconcludeerd worden dat deze vier sporen eerder natuurlijk van aard zijn.
Vervolgens werden binnen het zuidelijke deel van het plangebied vier urnes aangetroffen. De urnes bevinden zich in de top van de C-horizont. In het vlak worden ze gekenmerkt door een cluster van houtskool en verbrand bot, omringd door een (restant) van een aardenwerk pot. Veelal was deze pot niet meer in zijn geheel bewaard. Enkel de onderste zijde van de pot kon aangetroffen worden. Dit wijst mogelijk op het feit dat de bodem binnen deze zone van het onderzoeksgebied reeds werd afgetopt. Ondanks dat het archeologisch niveau mogelijks reeds werd afgetopt, konden deze vier urnes nog wel worden aangetroffen. De aangetroffen urnes bevonden zich niet in een kuil. Op basis van het aardewerk kunnen de urnes voorlopig gedateerd worden in de ijzertijd. Tijdens het proefsleuvenonderzoek konden verder geen zgn. grafcirkels worden aangetroffen.
Binnen het overige deel van het onderzoeksgebied werden tijdens het proefsleuvenonderzoek geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Met die reden kan geconcludeerd worden dat het overige (zuidoostelijke en noordelijke) deel van fase 1 van het plangebied weinig tot geen potentieel kent voor het bekomen van degelijke kenniswinst. Het proefsleuvenonderzoek binnen fase 2 (t.h.v. de bestaande ijspiste) dient echter nog wel uitgevoerd te worden.
Auteurs: Van Eyck, Bart
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Indar