Het proefputtenonderzoek wees uit dat het terrein voornamelijk wordt ingenomen door sporen die te relateren zijn aan WO I. Hierdoor kan het onderzoeksgebied aangeduid worden als één pedogenetische zone waarbij de C-horizont, in de vorm van alluviale geulopvulling, meteen werd aangetroffen onder de sporen van WO I op ca. 130 cm-mv. De C-horizont vertoonde in het vlak getijdenkronkels met venig materiaal.
Het aangetroffen sporenbestand omvat in totaal 10 bodemsporen waarbij zeven te relateren zijn aan onderdelen van duckboards of overige houten constructies en drie aan opvullingspakketten van loopgraven of gebombardeerde zones. De voormalige loopgraaf ter hoogte van het onderzoeksgebied bevond zich in een slechte bewaringstoestand. Er werd immers geen duidelijke aflijning van een loopgraaf, noch intacte looppaden, noch intacte wandpalen aangetroffen.

Er werden enkele vondsten ingezameld. Het betreft enkele gecorrodeerde nagels uit het houten platform en uit het duckboard. Daarnaast werden nog enkele losse vondsten aangetroffen, zijnde een gecorrodeerd blikken doosje, een kom uit industrieel wit aardewerk, onder andere een ijzeren
gebogen plaat met twee kijkgaten en verbrokkelde fragmenten van zandzakken en een rol met prikkeldraad. Tenslotte werden er enkele soorten munitie aangetroffen.

Alle verzamelde data en vaststellingen tijdens het proefputtenonderzoek leiden tot de conclusie dat het terrein een laag tot nihilistisch kennis- en datapotentieel heeft. Er konden immers geen intacte structuren van een loopgraaf, zoals intacte wanden met wandpalen of zandzakken, waargenomen worden die zouden kunnen leiden tot enige bijkomstige kenniswinst- en/of datawinst. Er werden slechts onderdelen van duckboards aangetroffen die niet met zekerheid konden toegewezen worden aan een loopgraaf en zich mogelijk niet in situ bevonden. Daarnaast hebben de vele aanwezige nutsleidingen vermoedelijk reeds grote delen van het onderzoeksgebied verstoord.