is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 12886
Deze aanduiding is geldig sinds
De opgraving, uitgevoerd in twee fases, heeft vondsten en sporen opgeleverd die wijzen op occupaties in verschillende periodes. Uit de steentijd zijn verschillende vuursteenvondsten gedaan, maar ook enkele handgevormde scherven die op basis van hun minerale verschraling in het neolithicum kunnen geplaatst worden. Toch kunnen geen van de sporen op de site toegewezen worden aan deze periode. De vondsten uit deze periode zijn vermoedelijk allen ex situ maar wijzen wel duidelijk op een occupatie op deze locatie. Deze occupatie is vermoedelijk doorheen de tijd verstoord geraakt, door erosie, sedimentatie, andere natuurlijke bodemprocessen en antropogene activiteiten in het recente verleden.
Het oudste spoor op de site dateert in de midden bronstijd. Het gaat om een sterk uitgeloogde kuil waar het organisch materiaal een koolstofdatering heeft opgeleverd in deze periode. Er zijn verder geen sporen, maar ook geen vondsten die tot deze periode gerekend kunnen worden. Het gaat dus om een geïsoleerd spoor. Gezien de sterke uitloging van de kuil is het mogelijk dat andere sporen, die kleiner waren in formaat, niet zijn herkend in het vlak. Ook is het mogelijk dat deze kuil daadwerkelijk geïsoleerd was in het landschap, waarbij de midden-bronstijd occupatie zich mogelijk meer naar het noorden, naar de drogere delen van het landschap, bevindt.
De ijzertijdoccupatie is veruit het best vertegenwoordigd op de opgraving. Toch kan ook hier geen bewoning aangeduid worden. Het gaat hier zowel voor de vroege ijzertijd, de midden ijzertijd als de late ijzertijd, om off-site fenomenen, zoals opslagkuilen, afvalkuilen en enkele kleine bijgebouwtjes. Deze bevonden zich vermoedelijk aan de rand van akkers, weilanden en hooiweides, in een wastinelandschap. Ook hier kan de bewoning meer op de drogere delen van het landschap vermoed worden. De waterputten werden standaard op enige afstand van het woonerf ingericht, op een lager gelegen deel van het landschap, waar de grondwatertafel sowieso binnen bereik lag.
De zwaar gefundeerde structuren uit de Romeinse periode worden veelal toegewezen aan hoofdgebouwen, maar deze konden hier niet met zekerheid afgebakend worden. Een aantal van deze zware staanders zijn totaal geïsoleerd gevonden, waardoor zelfs geen structuur kon vermoed worden. Gezien de locatie van deze sporen, in een eerder nat deel van het landschap, de riviervallei van de Demer, kan vermoed worden dat het hier eerder gaat om een functioneel gebruik van dit landschap, waarbij specifiek daarvoor ontwikkelde gebouwen zijn opgericht, nabij een doorgaande weg. Wat deze functie dan mogelijk is, is moeilijk te achterhalen. In ieder geval was watervoorziening wel belangrijk gezien twee waterputten zijn aangetroffen uit deze periode. Het vondstmateriaal lijkt in ieder geval niet uitzonderlijk, of te wijzen op een bepaalde artisanale activiteit. Er zijn wel een aantal smeedslakken aangetroffen, maar niet in die aantallen dat hier een smederij vermoed kan worden. Hiervoor ontbreken ook de restproducten van de andere stadia in het smeedproces.
De middeleeuwse occupatie is beperkt, zowel in de volle als de late middeleeuwen. Uit de volle middeleeuwen wordt een fragmentair gebouw en een tonput gevonden. Uit de late middeleeuwen stamt een fragmentair bijgebouwtje, te midden een perceleringssysteem dat de basis vormt voor het huidige kadaster.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine; Steenhoudt, Michiel
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: BAAC Vlaanderen bvba
Omvat
Turnhoutsebaan
Is gerelateerd aan
Zwarte Beek
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Diest Turnhoutsebaan fase 1 en 2 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/988508 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.