Op basis van de informatie uit het landschappelijk bodemonderzoek blijkt de top van de bodem een duidelijke herwerking heeft ondergaan. In het noorden vertaalt dit zich in een dikke ploeglaag en in het zuiden in diepere verstoringen. De kans op het aantreffen van gaaf bewaarde in situ vindplaatsen van steentijd vondstenconcentraties wordt zeer laag tot afwezig ingeschat.
Het aangetroffen grondsporenbestand is bijna uitsluitend samengesteld uit natuurlijke fenomenen en jong-antropogene bodemverstoringen gerelateerd aan de afbraak van het gebouwenbestand of de recente werfinrichting. Daarnaast is een greppel aangetroffen, die niet met historisch kaartmateriaal of orthofotomozaiëk kan vereenzelvigd worden. Op basis van de vulling, inclusies en oriëntatie van de greppel is een vrij recente datering (19e-20ste eeuw?) vermoedelijk eveneens op zijn plaats. Ingaan op mogelijk spoorrelaties en -associaties is hierbij van geen meerwaarde of betekenis.