Tijdens het uitgevoerde proefsleuvenonderzoek werden 64 antropogene sporen aangetroffen. Het gaat hierbij om grachten/greppels, bomkraters, kuilen, houtskoolmeilers, recente en natuurlijke verstoringen. De aangetroffen grachten en greppels behoren toe aan perceleringssystemen, vermoedelijk uit de late tot post-middeleeuwen of recentere perioden. De aanwezige bomkraters kunnen gelinkt worden aan de Eerste Wereldoorlog. Verder werden niet geheel onverwacht enkele houtskoolbranderkuilen aangetroffen. Deze tonen enerzijds het bosrijke karakter van de omgeving en anderzijds de artisanale activiteiten aan. Verder vervolgonderzoek in de vorm van een opgraving is voor deze fase van het projectgebied niet aan de orde. Daarnaast dienen de 2 resterende percelen in een volgende fase nog onderzocht te worden door middel van een proefsleuvenonderzoek.

Op basis van het dateringsonderzoek zijn drie stalen in de Romeinse tijd gedateerd, en één staal in de overgangsperiode van de late ijzertijd op de vroeg-Romeinse tijd. De soortensamenstelling van de stalen V2, V3 en V4 bestaat (bijna uitsluitend) uit eik. Daarentegen omvat staal V1 houtskool van els en eik (bijna in gelijke aantallen) en zijn hazelaar, sleedoorn en hulst gedetermineerd. De assemblage wijkt duidelijk af van de overige stalen. Mogelijk is deze kuil (S53) niet als meilerkuil gebruikt maar heeft het een andere functie gehad.