Het grondradaronderzoek in het kerkinterieur brengt de plaats aan het licht van mogelijk een muur in het noordoosten van het onderzoeksgebied 1 en een concentratie van puin in het onderzoekscentrum van onderzoeksgebied 2 naar het noordwesten. Deze bevinden zich in het noordwestelijke dwarsschip (noordelijke dwarsarm) en de kruising en zijn mogelijk restanten van de abdijfunderingen die tijdens de opgravingen tussen 1991-1994 werden blootgelegd. In het onderzoeksgebied 4 werd tevens een met de huidige kerk verbonden afwateringskanaal waargenomen.
In de onderzoeksgebieden 1-4 wijzen de resultaten van het grondradaronderzoek op zwakke reflecties en lineaire trends die moeilijk te interpreteren zijn. De reflecties zijn slechts definieerbaar en vertonen geen duidelijke symmetrie of enig patroon. De belangrijkste reflecties bevinden zich in het centrale deel van de kerk (schip). Het is goed mogelijk dat deze trends en zwakke reflecties betrekking hebben op een geërodeerde fundering of een ondiepe begraafplaats.
Het centrale verwarmingssysteem, dat zich uitstrekt over het interieur van de kerk door de onderzoeksgebieden 1 en 2, belemmerde het onderhavige onderzoek aanzienlijk. De in onderzoeksgebieden 1 en 2 ondergrondse funderingen en het constructiemateriaal van de site van de voormalige abdij kunnen waarschijnlijk niet worden ontdekt als gevolg van moderne interferenties.