Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden vijf spoornummers uitgedeeld aan archeologische sporen. Het gaat om vier grachten en een houtskoolrijke kuil. Greppel S1 bevond zich in het noorden van sleuf 1 en kende een noordoost-zuidwest oriëntatie. Het spoor was ca. 65cm breed en had een lichtgrijze vulling. In het zuiden van sleuf 1 werd een langwerpig houtskoolrijk spoor aangesneden. Het vertoonde een donkergrijsbruine tot zwart gevlekte vulling en bleek in coupe slechts zeer ondiep bewaard. Mogelijk kent het spoor eerder een natuurlijke origine. Greppel S3 liep centraal binnen het plangebied doorheen sleuven 2, 5 en 6. De greppel is oost-west georiënteerd en had een breedte van ca. 85 à 95cm. De vulling bestond uit een grijsbruin lemig zand. In het westelijke deel van sleuf 3 werd eveneens een greppelsegment (S4) aangetroffen. Het spoor kende een oostnoordoost-westzuidwest verloop en grijsbruine, zandlemige vulling. Tot slot werd ook in het noorden van sleuf 6 een oost-west georiënteerd greppelsegement (S5) aangesneden. De greppel tekende zich af als een sterk gebioturbeerd bruingrijs spoor. Geen van de aangetroffen sporen bevatte vondstmateriaal waardoor hun datering onduidelijk blijft. De greppels kunnen wellicht geïnterpreteerd worden als off site fenomenen voor het indelen en ontwateren van landbouwgronden. Het houtskoolrijke spoor kent wellicht een natuurlijke oorsprong en is archeologisch weinig relevant.
Auteurs: Fonteyn, Paulien; Bracke, Maarten; Acke, Bert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Acke & Bracke bvba