Uit het landschappelijk bodemonderzoek blijkt dat er twee pedogenetische zones aanwezig zijn ter hoogte van het projectgebied. Op het voetbalterrein treffen we een A/C-profiel met een A-horizont van ca. 60 tot 80 cm dik met daaronder de gele zandige C-horizont. In de zuidwestelijke zone is de A-horizont dunner maar is er nog steeds sprake van een A/C-profiel. Er werden geen (deels) bewaarde paleobodems aangetroffen. De kans op de aanwezigheid van een eventuele Steentijd artefactensite wordt laag geacht.

Het aangetroffen sporenbestand omvat in totaal 46 grondsporen. Het betreft voornamelijk greppels, kuilen, mogelijke paalkuilen en een vermoedelijke waterput.

In het noordoosten van het terrein werd een hogere concentratie aan grondsporen waargenomen dan in de overige delen van het terrein. Het is tevens ook in deze zone dat het grootste deel van het aardewerk werd aangetroffen. Het sporenbestand bestaat hierbij uit kuilen, greppels en een potentiële waterput en is ruwweg te dateren in de Romeinse Periode. Daarnaast werden verspreid over het terrein zuidwest-noordoost georiënteerde greppels geregistreerd die mogelijk een afbakening vormen. Er werd verder ook een oost-west georiënteerde greppel teruggevonden die wellicht recenter te situeren is. Tot slot werden ook enkele (paal-)kuilen aangetroffen in het zuidwesten van het terrein, maar er konden nog geen gebouwstructuren worden afgeleid uit de aangetroffen grondsporen.
Alle verzamelde data en vaststellingen tijdens het proefsleuvenonderzoek leiden tot de conclusie dat het terrein een hoog tot zeer hoog kennis- en datapotentieel heeft. Er werden immers meerdere archeologische sporen aangetroffen met een brede waaier aan archeologische vondsten uit de Romeinse periode. De aangetroffen archeologische vindplaats zou dan ook kunnen leiden tot bijkomende informatie over de omgeving.